De aanleiding voor het hier gerapporteerde onderzoek is de aanleg van een Zonnepark. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van XXX. Bij het vooronderzoek is vastgesteld dat vrijwel overal een intact bodemprofiel aanwezig is en daarom resten vanaf de Middeleeuwen tot de nieuwe tijd binnen het plangebied kunnen worden verwacht. Het intacte bodemprofiel betreft hier een esdekprofiel dat in de Middeleeuwen is
aangelegd.
Uit het booronderzoek blijk dat het plangebied grotendeels bestaat uit dekzand zonder sporen van bodemvorming bestaande uit een C-horizont, hierop is in het centrale gedeelte van het plangebied het restant
van een esdek aangetroffen. Her en der verspreidt zijn er echter nog resten van bodemvorming in de vorm van B of BC-horizonten aangetroffen. In het zuidelijke deel is in een handvol boringen een kleidek
aangetroffen dat door de zuidelijker gelegen beek is afgezet. In het noordelijke deel zijn er een aantal boringen met een deels verstoord profiel, vermoedelijk door diepploegen. Door hoogteverschillen tussen de
percelen wordt duidelijk dat niet overal meer esdekresten of het originele bodemprofiel nog aanwezig is.
Vanwege het ontbreken van duidelijke bodemvorming, die naar verwachting grotendeels verstoord is door de aanleg van het esdek, is de verwachting voor vondsten uit de steentijd bijgesteld naar laag.
Samenvattend kan gesteld worden dat er sporen zijn aangetroffen die uit een tweetal perioden dateren, de late middeleeuwen en de (vroege) Nieuwe tijd. Uit de late middeleeuwen betreft het twee gescheiden
woonerven die samenhangen met de ingebruikname van het gebied in deze periode. In hoeverre bewoning doorloopt tot in de Nieuwe tijd is onduidelijk. Ten westen van het plangebied is een verkennend onderzoek
uitgevoerd voor het bedrijf XXX waar een vergelijkbaar bodemprofiel is waargenomen tijdens het booronderzoek en bij de veldkartering ook vondsten zijn gedaan uit de Late Middeleeuwen. De stad Lochem
is op ongeveer anderhalve kilometer ten zuidoosten gelegen en de ouderdom van Lochem ligt ook in de Late Middeleeuwen. Het esdek stamt uit deze periode en hieruit blijkt dat het grotere gebied in deze periode in
gebruik is genomen. Wanneer de erven verlaten zijn is onduidelijk. Percelering-grenzen in de vorm van greppels en sloten zijn verspreid over het plangebied aangetroffen en groot deel hiervan kan gekoppeld
worden aan perceelsgrenzen die op historische kaarten zijn afgebeeld. Een regelmatig voorkomende hoeveelheid rechthoekige kuilen vormt een vraagteken, hiervan is niet duidelijk wat de functie is, het
ontbreken van indicatoren in de vullingen van deze putten bemoeilijkt een datering. Het kunnen derhalve middeleeuwse, maar ook recente sporen zijn, eventueel samenhangend met modern gebruik of de aanleg van
de hoogspanningsleidingen. Vervolgonderzoek kan uitsluitsel geven over de grote van de woonerven en in hoeverre bepaalde sporen zoals de rechthoekige humeuze kuilen zich regelmatig over het gebied
verspreiden. Oudere vondsten zijn sporadisch en het betreft hier een stuk vuursteen, mogelijk daterend uit het mesolithicum, een scherf aardewerk uit het neolithicum of de bronstijd en fragment uit de vroege
middeleeuwen. Er zijn geen sporen aangetroffen die uit deze perioden kunnen stammen. Ingebruikname van het gebied en bewoning lijkt zich te beperken tot de periode middeleeuwen – nieuwe tijd.