Gemeente Rhenen. Plangebied Rijksstraatweg 219 te Elst

In opdracht van Buro voor bouwkunde Veenendaal heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) en een intensieve oppervlaktekartering uitgevoerd in het noordelijke deel van het plangebied Rijksstraatweg 219 te Elst, gemeente Rhenen. Uit een eerder uitgevoerd onderzoek door BAAC bv in 20101 bleek dat voor het zuidelijke deel van het destijds onderzochte plangebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit alle perioden geldt en dat voor het centrale en noordelijke deel een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf het midden-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd B (300.000 v. Chr. ? 1850 n. Chr.) gold (Bijlage 2). Aangezien er alleen bodemverstorende activiteiten in het noordelijke deel van het plangebied plaats gaan vinden, aangrenzend aan de weg Zwijnsbergen, is tijdens dit onderzoek alleen het noordelijke deel van het plangebied middels karterende boringen en een intensieve oppervlaktekartering onderzocht op de aanwezigheid van archeologische resten. Uit het veldonderzoek komt naar voren dat het plangebied zich op een ijssmeltwaterwaaier (sandr) bevindt, waarin zich een holtpodzol- of loopodzolbodem heeft kunnen ontwikkelen met een dun tot matig dik humeus dek. De top van de oorspronkelijke podzolbodem is in het zuidelijke deel van het plangebied als gevolg van bioturbatie licht gemengd. Eventueel aanwezige sporen in de top van de sandrafzettingen zullen in dit gedeelte van het plangebied vermoedelijk moeilijk zichtbaar zijn (Bijlagen 3 en 4). Tijdens de intensieve oppervlaktekartering is nabij boring 3 aan het oppervlak een gebroken, gebruikte vuurstenen kling aangetroffen uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum aangetroffen. Daarnaast zijn tijdens het karterend booronderzoek in boring 4 in een gebioturbeerde BC-horizont enkele spikkels houtskool aangetroffen (Bijlage 3). Op basis van de aangetroffen vuurstenen kling, de vrijwel intacte podzolbodem nabij de vondstlocatie en de aanwezigheid van houtskoolspikkels in de nabije omgeving van de vondstlocatie bestaat er een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van een vindplaats (complextype: klein jagers- en/of verzamelaarskampement) uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum rondom de vondstlocatie (271 m2; Bijlage 3). De ligging van het vuurstenen werktuig aan het geploegde oppervlak duidt op een mogelijke verplaatsing van de vondst. Derhalve is er binnen een straal van 10 meter rondom de vondstlocatie een hoge verwachting toegekend op het aantreffen van archeologische resten uit het laatpaleolithicum tot en met het mesolithicum en een middelhoge verwachting voor het overige deel van het plangebied (1900 m2; Bijlage 3). Daarnaast dient er in het gehele plangebied op basis van de vrijwel geheel intacte podzolbodems, het aangetroffen houtskool en de omringende reeds bekende waarnemingen rekening te worden gehouden met sporen uit het (midden) neolithicum tot en met de bronstijd van vondstarme complextypen zoals grafheuvels, urnenvelden en nederzettingsterreinen (4200 ? 800 v. Chr.).

Op grond van bovenstaande conclusies adviseert BAAC bv om binnen het plangebied bodemverstorende ingrepen te vermijden. Indien dat niet mogelijk is en het terrein zal worden ontwikkeld en bouwrijp worden gemaakt, dan adviseert BAAC om deze vindplaats eerst te waarderen met een vervolgonderzoek. Het doel van dat vervolgonderzoek is de aard, omvang, datering en conservering van de vindplaats en op die manier de behoudenswaardigheid te kunnen beoordelen. Aangezien er sprake is van een vermoedelijk verplaatste oppervlaktevondst, waardoor de mogelijke locatie van een vindplaats niet exact kan worden vastgesteld, en er een mogelijkheid bestaat op de aanwezigheid van vondstarme complextypen zoals grafheuvels, urnenvelden en nederzettingsterreinen uit het (midden) neolithicum tot en met de bronstijd (4200 ? 800 v. Chr.) is een waarderend booronderzoek of proefputtenonderzoek zoals gesteld in de KNA 3.22 niet de geschikte vorm van vervolgonderzoek. Derhalve wordt de suggestie gedaan om voor het plangebied een proefsleuvenonderzoek uit te voeren dat specifiek gericht is om vondstarme complextypen op te sporen. Ter plekke van het deel van het plangebied met een hoge verwachting (271 m2) dient de nadruk van het proefsleuvenonderzoek te liggen op eventuele aanwijzingen voor een klein jacht- en/of verzamelaarskampement uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum (35.000 ? 4.900 v. Chr.). Indien er opnieuw aanwijzingen voor een steentijdkampement worden aangetroffen, dan dient overgegaan te worden tot het uitzetten van enkele proefputten van 1 bij 1 m.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zy3-736a
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-3h2-kwq
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:39128
Provenance
Creator BAAC BV; Kalisvaart, C.C.
Publisher BAAC bv
Contributor Buro voor bouwkunde Veenendaal te Veenendaal; BAAC bv
Publication Year 2011
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.515 LON, 51.982 LAT); 39A; Rijksstraatweg 219; Elst; Rhenen; Utrecht