Tijdens het onderzoek zijn 273 grondsporen uit de volle middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd aangetroffen, waarbij het zwaartepunt in de 12e en 13e eeuw lijkt te liggen. De sporen behoren voor het merendeel tot een erf dat gedurende een aantal generaties achter elkaar in gebruik is geweest en waarvan eerder al resten zijn aangetoond bij archeologisch onderzoek in de Geldershofstraat (project Geh2) en bij de Lentse Lus (project Gf17). De samenstelling van het aardewerk duidt op een gebruiksduur van ca. 950 tot 1250. In de wirwar van sporen zijn minstens vijf structuren te onderscheiden die op zijn vroegst uit het laatste kwart van de 12e eeuw lijken te dateren. Na de laatste gebruiksfase van het erf lijkt het terrein gedurende de late middeleeuwen minder intensief gebruikt te zijn. Behalve een bundel westzuidwest-oostnoordoost gerichte greppels die hun oorsprong vermoedelijk in deze periode hebben, is een goed geconserveerde waterput uit de eerste helft van de 14e eeuw onderzocht waarvan de beschoeiing uit een wijnton met wilgentenen bestaat. Een aantal uitbraaksporen en een vloertje stammen uit de nieuwe tijd en zijn vlak onder het maaiveld gevonden. Deze sporen zijn te relateren aan een boerderij die op de kadastrale kaart van F. Toonen van 1880-1890 te vinden is.