Staatsbosbeheer plant de aanleg van nieuwe elektrische leidingen en vier trafohuisjes op het Malieveld. Omdat het Malieveld een archeologische verwachting heeft, wordt het plangebied door middel van een inventariserend veldonderzoek boringen (IVO-O verkennende fase) onderzocht. Doelstelling van dit verkennende booronderzoek is vast te stellen of er archeologische niveaus aanwezig zijn en de mate vast te stellen waarin de oorspronkelijke opbouw van de ondergrond bewaard is gebleven. De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor, zuigbuis en een machinale ramguts. Tijdens het booronderzoek bleek dat de bovenste lagen van de ondergrond verstoord waren. De diepte van de verstoringen verschilt sterk per boring. Onder de verstoringen zijn archeologische niveaus, en daaronder de natuurlijke bodemopbouw aangetroffen. In de boringen 4 en 6 zijn dikke pakketten baksteen aangetroffen. Deze kunnen bij de voormalige bebouwing van de St. Anthoniuskapel horen. Ze liggen binnen de geplande diepte van de bodemingreep. Verder is in de boringen 4 en 6 een humeuze bodem met archeologische indicatoren aangetroffen. Ook deze ligt binnen de geplande diepte van de ingrepen. In boring 3 is een gedempte watergang aangetroffen. In boring 2 is de natuurlijke opbouw bewaard gebleven maar er zijn geen archeologische niveaus of indicatoren aangetroffen. De boringen 1 is tot de verwachte ingreep diepte van 1 m – maaiveld verstoord. Op basis van het booronderzoek wordt geadviseerd de graafwerkzaamheden van de leiding (punten 4 t/m 6) en het zuidelijke trafohuisje 3 (punt 3) archeologisch te (laten) begeleiden. Hierbij gaat het om mogelijke resten van funderingen, bodems met antropogene indicatoren en een gedempte watergang. Geadviseerd wordt om de voorgestelde werkzaamheden van oostelijke trafohuisjes (punten 1 en 2) zonder verder archeologisch onderzoek door te laten gaan.