In opdracht van SG architecten heeft RAAP in november -december 2021 een archeologisch
vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend
booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Hoge Geest te Naaldwijk in de gemeente Naaldwijk.
Het onderzoek vond plaats in het kader van een nieuw bestemmingsplan.
Op basis van het bureauonderzoek gold een verwachting voor bewoningsresten voor de late bronstijd
en ijzertijd voor oeverafzettingen of verlande kreekgeulen van de Gantel. Daarnaast gold er een hoge
verwachting voor bewoningsresten uit de ijzertijd t/m de vroege middeleeuwen. Deze verwachting valt
samen met de verwachting voor de ligging van de Naaldwijkse haakwal binnen het plangebied. Deze
haakwal is ontstaan in de ijzertijd/Romeinse tijd en is gezien de hogere ligging in het landschap
geschikt geweest voor bewoning vanaf de late ijzertijd. Uit eerdere onderzoeken uit de directe
omgeving bleek dat de top van deze strandwal vermoedelijk is afgegraven omwille van de tuinbouw,
waarbij de resterende intacte haakwal een dikte had van maximaal 20 cm. De oorspronkelijke dikte van
de haakwal wordt geschat op 1 tot 2 m.
Op basis van het veldonderzoek bleek de top van de strandwal te zijn vergraven tot minstens 0,45 m –
mv en plaatselijk tot 1,35 m –mv. Vanwege deze afgegraven top van de strandwal worden er geen
archeologische resten (meer) verwacht uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. In de intacte duin- en
strandafzettingen in de strandwal is op twee locaties een humeus niveau aangetroffen. In boring 4 is op
0,7 m –mv een vier cm dikke humeuze laag aanwezig, in boring 5 is deze aangetroffen op 0,95 m –mv
van twee cm dik. In boringen 1, 6 en 7 is bovendien een intact profiel aanwezig van de Laag van
Voorburg. Gezien de diepteligging van deze vegetatiehorizonten kan de hoge verwachting voor
bewoningsresten uit de late ijzertijd t/m de vroege middeleeuwen gehandhaafd blijven voor het deel
van het plangebied, met uitzondering van het noordoostelijke deel ( figuur 10). Onder de strandwal zijn
in het hele plangebied geulafzettingen van de Gantel aanwezig. Er zijn geen oeverafzettingen die
geschikt kunnen zijn geweest voor bewoning of tekenen van bodemvorming in de top van deze
afzettingen aanwezig. De lage verwachting voor bewoningsresten uit de late bronstijd en ijzertijd kan
daarom gehandhaafd blijven.
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied (mogelijk) archeologische
resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de
plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen. Dat kan door de werkzaamheden in
het gebied niet dieper uit te voeren dan 0,4 m –mv (circa 0,2 m –NAP). Deze diepte is gebaseerd op
het hoogst aangetroffen archeologische niveau (0,7 m -mv) inclusief een buffer van 30 cm.
Er wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het
proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen.
Er bestaat nog een hoge archeologische verwachting voor archeologische resten in een groot deel van
het plangebied. Deze resten kunnen aanwezig zijn vanaf circa 0,7 m –mv. De sloop van de bestaande
kassen, en met name het uit de grond trekken van funderingspalen kan daarom een bedreiging vormen
voor eventueel aanwezige archeologische sporen en resten. Daarom zullen er -vanuit het bevoegd
gezag- sloopbeperkende maatregelen gaan gelden voor het project : de bestaande funderingen mogen zo min mogelijk verwijderd worden uit de ondergrond; er zal slechts gesloopt worden tot het maaiveld
of tot 10 cm daaronder, en eventuele funderingspalen mogen niet uit de grond getrokken worden.
Om de gespecificeerde verwachting te toetsen wordt vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een
karterende fase van een inventariserend veldonderzoek. Gezien de prospectiekenmerken is een
onderzoek met behulp van zoeksleuven de geëigende methode voor vervolgonderzoek (zie ook
https://pom.cultureelerfgoed.nl). Dit proefsleuvenonderzoek (IVO-P) wordt uitgevoerd na de
bovengrondse sloop van de kassen.
Bij een karterend proefsleuvenonderzoek is verplicht een door de bevoegde overheid goedgekeurd
Programma van Eisen te laten opstellen alvorens het proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd.
In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen
archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden
onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet
aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q.
de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Westland en diens
adviseur van Archeologie Delft, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.