Eindrapportage archeologisch booronderzoek (12714.001) perceel nabij de Nijverheidsstraat te Beneden-Leeuwen

Voor het merendeel van onderhavig plangebied zijn reeds twee archeologisch prospectieve onderzoeken uitgevoerd (bureaustudies en het zetten van verkennende boringen). Het onderzoek dat in december 2007 is uitgevoerd voor een locatie met een oppervlakte van circa 2 hectare geeft een middelhoge tot hoge verwachting voor de periode Late-IJzertijd tot en met de Romeinse tijd, waarbij mogelijk aanwezige archeologische resten werden verwacht direct onder het maaiveld in de top van de oeverafzettingen van de stroomgordel van Leeuwen. Tijdens het booronderzoek werden tot een diepte van 2 m -mv voornamelijk kleiafzettingen aangetroffen. In een dieper doorgezette boring (boring 1) werd vanaf 3 m -mv matig grof tot zeer grof zand aangetroffen. Op veel plaatsen is de bodemopbouw intact; hier resteert een ‘A-horizont’, waarbij in één boring (boring 5), in het noordwestelijke deel van de locatie, op een diepte van 80 cm -mv een Romeinse scherf is aangetroffen. Verder is vastgesteld dat de verstoringsdiepte varieert van 20 tot 100 cm -mv. Op basis van deze resultaten is geadviseerd om het gehele plangebied, inclusief de door het booronderzoek niet bestreken delen, te onderwerpen aan een proefsleuvenonderzoek.

Het onderzoek dat in 2008 is uitgevoerd laat zien dat er zich tot een diepte van maximaal 4 meter -mv oeverafzettingen van zandige klei tot kleiig fijn zand en zand op komafzettingen van klei met soms inschakelingen van veen bevinden. Verder is geconstateerd dat het bodemprofiel verstoord is tot een diepte tussen 30 en 130 cm beneden maaiveld. Deze verstoringen zijn toegeschreven aan bouw- en inrichtingswerkzaamheden in het recente verleden. In een boring 4 op een diepte tussen 170 en 180 cm beneden maaiveld grind, groene vlekken en witte brokjes aangetroffen. Deze zijn geïnterpreteerd als archeologische indicator. Omdat er in 2008 een ontwikkeling gepland stond waarbij de bodem niet dieper dan 150 cm beneden maaiveld zou worden verstoord, is geadviseerd geen aanvullend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

Resultaten inventariserend veldonderzoek De resultaten van het huidige inventariserend veldonderzoek (IVO, gecombineerd verkennende en karterende fase) laten zien dat er binnen de boordiepte van 220 cm -mv sprake is van kalkarme tot kalkloze, sterk siltige klei en dit gaat in neerwaartse richting geleidelijk over in kalkrijke tot kalkarme, uiterst siltige klei. Bij enkele boringen is helemaal onderin (vanaf gemiddeld 200 cm -mv) nog sprake van een overgang naar kalkrijk, kleiig, zeer fijn zand en dit betreft de overgang van oever- naar beddingafzettingen. Dit laat zien dat er sprake is van een van een verfijning van textuur in opwaartse (verticale) richting, wat kenmerkend is voor de ligging binnen een stroomrug (in dit geval de Leeuwen stroomgordel), waar oever- op beddingafzettingen voorkomen. Het gaat wel om relatief zwaar getextureerde oeverafzettingen (geen sprake van een zavelige bodem van zandige klei), wat erop wijst dat dat de Leeuwen stroomgordel niet een heel actief systeem was en dat de hoofdmoot van het rivierwater van de Rijn werd afgevoerd door een ander, gelijktijdig bestaand systeem. De oorspronkelijke top van het pakket oeverafzettingen is echter ontgraven door moderne bodemverstorende ingrepen. Er is sprake van een modern aangebracht pakket van voornamelijk grindhoudend grof zand, welke vanaf het maaiveld tot een vrij uniforme diepte loopt van circa 125 cm -mv. Onder dit aangebrachte pakket is in ieder geval geen sprake meer van een voormalige bouwvoor/oude bouwvoor als oorspronkelijke top.

In het onverstoorde deel van de bodemopbouw zijn tot een diepte van 220 cm -mv, en daarmee het resterende deel van het pakket oeverafzettingen, geen archeologische indicatoren aangetroffen. Ook concentraties van houtskool of fosfaatvlekken, welke een aanwijzing kunnen zijn voor de aanwezigheid van een door de mens gevormde cultuurlaag, of indicatoren die kunnen wijzen op een oudere woongrond, zijn niet waargenomen.

Conclusie Geconcludeerd wordt dat, op basis van de paleogeografische ontwikkeling, het plangebied binnen de stroomrug van de Leeuwen stroomgordel ligt en zal vanaf de Late-IJzertijd waarschijnlijk voldoende geschikt zijn geweest als bewoningslocatie. Door moderne bodemverstorende ingrepen is de top van het pakket oeverafzettingen, gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de Leeuwen stroom-gordel, verstoord/ontgraven. Dit ten behoeve van het bouwrijp maken van het (industrie)terrein. Archeologische resten en/of sporen die eventueel voorheen voorkwamen in de oorspronkelijke top van het pakket oeverafzettingen, zullen dan ook zijn ontgraven of alleen nog in verstoorde context worden aangetroffen in het geval van vermenging met het aangevoerde grindrijke, grove zand. De middelhoge tot hoge verwachting voor de perioden vanaf de Late-IJzertijd dient te worden bijgesteld naar geen verwachting. Op basis van deze resultaten van het onderzoek is er geen aanleiding meer om binnen het plangebied de aanwezigheid van een archeologische vindplaats te vermoeden.

Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om binnen het plangebied geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Op basis van de aangetroffen bodemopbouw en het verder ontbreken van archeologische indicatoren dan wel archeologische lagen, geldt voor het plangebied geen verwachting meer op het voorkomen van archeologische waarden daterend vanaf de Late-IJzertijd, waarvoor nog een middelhoge tot hoge verwachting gold. Daarnaast zal voor de geplande ontwikkeling bodemverstorende ingrepen voornamelijk beperkt blijven tot het modern aangebrachte pakket grond. Alleen de te plaatsen betonnen palen zullen tot grotere diepte worden aangelegd, waarvoor het te verstoren oppervlak zeer beperkt zal blijven.

Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x6u-6khu
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-1l-ye2u
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:207661
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Broeke, E.M. ten; ir. E.M. ten Broeke (Econsultancy)
Publication Year 2021
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.509 LON, 51.880 LAT); Netherlands; West Maas en Waal; Beneden-Leeuwen; Gelderland