Archeologisch proefsleuvenonderzoek op plangebied Molenakkers II, fasen 2 en 3 te Dalen, gemeente Coevorden (DR)

Aanleiding voor het hier beschreven inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven is het voornemen van de gemeente Coevorden om in het plangebied Molenakkers II fase 2 en 3 te Dalen een aantal woningen te realiseren, als vervolg op de ten noorden van dit terrein gelegen nieuwbouwwijk Molenakkers I en de in de randzone De Spil te realiseren Molenakkers II fase 1. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Monumentenwet 1988. De gemeente Coevorden heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Het archeologische onderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3, en de richtlijnen uit het Programma van Eisen.

Het onderzoeksgebied ligt ten zuidwesten van de weg De Spil en ten oosten van het fietspad Molenakkers en het watergat De Bongerd. Het gebied is in gebruik als akkerland. Het gebied dat fasen 2 en 3 beslaat is circa 2 ha groot, waarvan 1500 m2 door middel van het hier beschreven proefsleuvenonderzoek is onderzocht.

Het plangebied Molenakkers II is in 2002 grotendeels onderzocht middels een proefsleuvenonderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat hier onder meer nederzettingsresten en een urnenveld uit de late bronstijd en ijzertijd aanwezig zijn. Naar aanleiding van dit onderzoek is het perceel waarbinnen het plangebied ligt geregistreerd op de Archeologische Monumentenkaart (AMK-terrein 15952). Het AMK-terrein is tevens door de provincie Drenthe benoemd als een terrein van provinciaal belang. Het te bebouwen gebied omvat de randzone van het AMK-terrein. In deze zone zijn destijds geen sleuven aangelegd. Binnen het huidige plangebied Molenakkers II, fasen 2 en 3, heeft tot nog toe alleen een booronderzoek plaatsgevonden. Het noordelijk deel van de randzone, het ten noorden van het huidige plangebied gelegen plangebied Molenakkers II, fase 1, is inmiddels onderzocht. Hier zijn nederzettingsresten uit de ijzertijd, vroeg-Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen aangetroffen. Ook zijn er bewijzen dat dit gebied al eerder, in het neolithicum, is gebruikt. Aangezien het resterende deel van de randzone door het onderzoek uit 2002 nog niet afdoende was onderzocht om de aanwezigheid van archeologische resten en de aard daarvan voldoende in beeld te hebben voor het kunnen vaststellen van het nieuwe bestemmingsplan, is onderhavig proefsleuven-onderzoek uitgevoerd. Verwacht wordt echter dat de reeds eerder op plangebied Molenakkers aangetroffen archeologische resten zich ook binnen het huidige plangebied bevinden.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn zes proefsleuven of werkputten aangelegd, werkputten 1 t/m 6. In alle zes de werkputten zijn behoudenswaardige archeologische sporen aangetroffen. Deze sporen bestaan voornamelijk uit paalsporen, met daarnaast een aantal kuilen, greppels, sloten, de ringsloot van een grafheuvel, een haardkuil en twee vermoedelijke ovens. Uit de paalkuilen is een aantal structuren te reconstrueren.

Het onderzoeksgebied bevindt zich op een dekzandrug waarop een dun esdek ligt (10-30 cm dik), bestaande uit hoge zwarte enkeerdgronden van lemig fijn zand. Tussen het esdek en de top van het vaste zand, de C-horizont, zit een dunne meng- of bioturbatielaag. In werkputten 1, 3 en 6 bevindt zich aan de onderkant van het esdek een verspitte laag, die mogelijk samen kan hangen met (middeleeuwse) agrarische activiteiten. In werkput 6 is eveneens direct onder het esdek een ‘vuile laag’ of een oud landbouwdek aanwezig. Deze laag is lichtgrijs van kleur. Onder het esdek zijn in de top van het dekzand de archeologische sporen goed bewaard gebleven.

Bij het onderzoek is een redelijk grote hoeveelheid vondstmateriaal verzameld. De meeste vondsten zijn verzameld uit de aangetroffen sporen en bieden informatie over de datering van deze sporen en het gebruik hiervan. Daarnaast zijn vondsten verzameld bij de aanleg van het vlak en uit de top van het dekzand. Het aangetroffen vondstmateriaal bestaat voornamelijk uit keramiek en uit steen. Ook is een klein aantal metalen voorwerpen en metaalslakken gevonden en houtskool.

Uit de sporen en vondsten die bij proefsleuvenonderzoek zijn gedaan blijkt dat het plangebied Molenakkers II, fasen 2 en 3 over lange tijd gebruikt is als nederzettingsterrein en als locatie om te begraven, ambachten uit te voeren en landbouw te bedrijven.

De oudste sporen die zijn gevonden betreffen een haardkuil, een kuil in werkput 4 en twee grafstructuren. De haardkuil dateert uit het mesolithicum en geeft aan dat de dekzandkop waar het onderzoeksgebied deel van uitmaakt al in deze tijd werd gebruikt door de mens. De grafstructuren dateren uit het laat-neolithicum of de vroege bronstijd en uit de midden-bronstijd. Afgezien van de kuil in werkput 4, die dateert op de overgang van het laat-neolithicum naar de vroege bronstijd en waarvan de functie niet bekend is, zijn (overige) bijbehorende nederzettingssporen niet in de werkputten van het proefsleuvenonderzoek aangetroffen. Wel is een klein aantal aardewerkvondsten gedaan dat uit het neolithicum dateert. De aangetroffen nederzettingssporen dateren uit de periode late bronstijd tot en met de late ijzertijd of de vroeg-Romeinse tijd en vertegenwoordigen tenminste twee erven. Deze nederzettingssporen bestaan uit een deel van een huisplattegrond, een schuur of stal en een aantal spiekers en kuilen. Daarnaast zijn veel ‘losse’ paalkuilen gevonden die wel in deze periode dateren, maar waaruit vanwege de geringe breedte van de proefsleuven geen structuren te reconstrueren zijn. De meeste van deze nederzettingssporen en de grafstructuren bevinden zich op de westelijke helft van het plangebied, in het gebied rond werkputten 4 t/m 6. Mogelijk bevindt zich in werkput 3 eveneens een structuur, gezien de aanwezigheid van meerdere paalkuilen in de noordelijke helft van deze werkput. In de midden- of late ijzertijd wordt de zuidoosthoek van het plangebied gebruikt als ambachtszone (zuidkant werkput 2). Hier zijn namelijk twee ovens gevonden die uit deze periode dateren. De ovens kunnen mogelijk met aardewerkproductie in verband worden gebracht.

Hoewel het plangebied ook al in de prehistorie in gebruik was als landbouwgrond en de erven zich in die periode door het gebied verplaatsten (‘zwervende erven’), is het plangebied vanaf de late middeleeuwen, ongeveer vanaf de 13e eeuw, eenzijdig in gebruik als landbouwgrond. Hiervan getuigen het esdek, dat in het gehele plangebied aanwezig is, en de perceelssloten en greppels die deels kunnen worden gekoppeld aan de percelering volgens de kadastrale minuut uit 1811-1832. Een aantal sloten dat in werkput 2 is gevonden dateert uit de periode 15e tot en met 17e eeuw, wat aangeeft dat de indeling van het plangebied zoals deze is opgetekend aan het begin van de 19e eeuw deels een oudere oorsprong heeft.

Afgezien van de haardkuil, de kuil in werkput 4 en de grafstructuren, die in deze vorm (haardkuil, grafstructuren) en datering nog niet eerder op de Molenakkers zijn gevonden en uit welke periode (mesolithicum, laat-neolithicum of vroege bronstijd en midden-bronstijd) hier ook nog geen eerdere sporen of vondsten zijn gedaan, sluiten alle resten in het huidige plangebied aan bij de resten die bij de eerdere onderzoeken op de Molenakkers zijn gevonden.

Uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat zich in het gehele plangebied archeologisch waardevolle en behoudenswaardige resten bevinden, met een duidelijke concentratie in de westelijke helft van het onderzoeksgebied (de gebieden rond werkputten 4 t/m 6). De opdrachtgever, de gemeente Coevorden, wordt geadviseerd om deze resten te behouden. Te allen tijde dient gestreefd te worden naar behoud in situ (in de bodem) door planaanpassingen. Met name voor de westelijke helft van het onderzoeksgebied wordt aanbevolen de archeologische resten zoveel mogelijk in situ te behouden, vooral het gebied rond werkput 5 waarin zich de grafstructuren bevinden. Ook de gebieden rond de paalsporen in de noordhelft van werkput 3, de mesolithische haardkuil aan de zuidkant van werkput 3 en rond beide ovens in werkput 2 verdienen aandacht, aangezien de kans bestaat dat zich meerdere dergelijke haardkuilen of ovens in de directe nabijheid kunnen bevinden. Dit betekent dat deze zones in het bestemmingsplan zoveel mogelijk ontzien dienen te worden. Indien behoud in situ niet mogelijk is, dienen de archeologische resten binnen het gehele onderzoeksgebied ex situ behouden te worden, door middel van een archeologische opgraving.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xqp-jysy
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-ni1p-kr
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:64628
Provenance
Creator Wit, M.J.M. de
Publisher MUG Ingenieursbureau
Contributor MUG Ingenieursbureau
Publication Year 2016
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.751W, 52.692S, 6.753E, 52.694N); Drenthe; Coevorden; Dalen; Molenakkers II, fasen 2 en 3