In opdracht van de Woningstichting Beter Wonen in Leeuwarden en Leeuwarderadeel (BWL) werd in de binnenstad van Leeuwarden een terrein bouwrijp gemaakt ten behoeve van woningbouw door aannemersbedrijf Visser en werd het belendende pand gerenoveerd. Omdat onder de nieuwbouw een fietsenkelder was gepland was grondverzet nodig. Daarom werd in opdracht van de Gemeente Leeuwarden en op advies van de provinciaal archeoloog dr. G.J. de Langen, voorafgaand aan de bouw door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) archeologisch onderzoek verricht. De provincie Fryslan was medefinancier en het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA) van de Rijksuniversiteit Groningen leverde eveneens een bijdrage. Tijdens het onderzoek werd door BWL aan de medewerkers van ARC bv een onderkomen verschaft in het naastgelegen pand, waar dankbaar gebruik van is gemaakt. Het onderzoek vond plaats tussen 28 oktober en 10 november 1998.

Conclusie: Het relatief kleine en gehavende onderzoeksgebied leverde desondanks een schat aan informatie op over ca. honderd jaar bewoningsgeschiedenis in de Volle Middeleeuwen. In het onderzochte gebied werden vijf verschillende bewoningsfasen onderscheiden die alle gekenmerkt werden door houten gebouwen. De orientatie van de bebouwing in alle onderzochte bewoningsfasen was noordnoordwest- zuidzuidoost. De eerste bewoning die gedocumenteerd kon worden vond plaats aan het eind van de 10e of aan het begin van de 11e eeuw. Omdat de laagst gelegen bewoningssporen niet konden worden onderzocht, is het niet geheel uit te sluiten dat hier al in de Karolingische tijd (8e – 9e eeuw) werd gewoond. De omstandigheden tijdens de bewoning waren kennelijk zodaning dat het noodzakelijk was om fors op te hogen. In de 11e eeuw werd een begin gemaakt met bedijking van de Middelzee. Pas in de 13e eeuw vond opslibbing van de Middelzee plaats en kon de bedijking effectiever worden aangelegd. Een van de vragen van het onderzoek bestond uit het mogelijk in kaart brengen van de oude natuurlijke Ee-stroom waaraan Leeuwarden is ontstaan. In geen van de bestudeerde profielen konden echter aanwijzingen verkregen worden over de nabijheid van deze Ee-stroom.