In verband met een bestemmingswijziging en bouwplannen voor het onderzoeksgebied aan Heagedyk 39 te Wier heeft mevrouw Vermaas de afdeling Archeologie van MUG Ingenieursbureau opdracht gegeven een archeologisch onderzoek uit te voeren. De voorgenomen ingrepen bestaan uit het bouwen van een woning, paardenboxen met voorruimte en het aanleggen van een buitenbak. Daarnaast is er een voornemen om de bestaande loods te slopen. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Daar komt bij dat een deel van het terrein op de archeologische monumentenkaart als behoudenswaardig staat aangegeven. Uit het archeologische bureauonderzoek blijkt dat er, afgezien van de bouw van de loodsen in het verleden, geen ingrijpende activiteiten hebben plaatsgevonden. Uit het archeologisch inventariserend veldonderzoek blijkt dat er, met uitzondering van de locatie van de buitenbak, op alle locaties (recentelijk) opgebrachte grond aanwezig is met een gemiddelde dikte van 70 cm. Ten noordwesten van de loodsen bestaat deze opgebrachte laag uit puin. De te slopen loods staat gedeeltelijk op de terp en gedeeltelijk op de oude gracht van de terp. De gracht is opgevuld met puin en voor en achter de loods is de grond 70 cm opgehoogd. Eventuele fundamenten kunnen tot 60 cm onder het vloerniveau van de loods gesloopt warden zonder dat er terplagen verstoord worden. De ruimte kan daarna aangevuld worden met aan te voeren grond. In verband met de aanwezigheid van terplagen wordt dieper ontgraven afgeraden. Op de overige locaties zijn geen terplagen aanwezig. Hier zijn ook geen archeologische indicatoren aangetroffen. Bij mogelijke toekomstige uitbreiding van de paardenboxen naar het zuidoostelijke punt van de bestaande loods dient rekening te worden gehouden met een uitloper van de terp vanaf circa 120 cm onder het maaiveld. Vanuit archeologisch oogpunt zijn er voor de bouw van de paardenboxen met voorruimte, de bouw van de woning en de aanleg van de buitenbak geen belemmeringen. Mochten er tijdens het grondwerk onverhoopt archeologische sporen worden aangetroffen, dan dienen het bevoegd gezag, de gemeente en de provinciaal archeoloog hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld te worden.