In een plangebied aan de Goddeloze Singel te Veenwouden, gemeente Dantumadiel, Provincie Fryslân is de aanleg van een knooppunt van de Centrale As, de nieuwe verbindingsweg tussen Drachten en Dokkum, gepland. De bodem van het daartoe beoogde terrein bestaat uit een keileemplateau met daarop dekzand afgedekt door een veenpakket, aan de oostzijde begrensd door een beekdalbodem met ondiepe keileem en een moerige bovenlaag.
In februari 2010 is door RAAP een archeologisch karterend en waarderend booronderzoek uitgevoerd rond het plangebied (Krol 2010). Daaruit bleek dat de bodem in het uiterste noorden een ongeveer vijf centimeter dikke podzol bevatte. Naar het zuiden toe verdwijnt deze podzolering en ligt de bouwvoor op een verstoorde laag, die op het natuurlijke dekzand ligt. In het zuidelijke deel van het gebied ligt op het dekzand een ongeveer 5 centimeter dik laagje veraard veen. Keileem wordt gevonden tussen 80 en 110 centimeter beneden het maaiveld. Er zijn geen tijdens het vooronderzoek geen boringen in de Goddeloze Singel zelf gezet.
Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de provinciaal archeoloog verzocht om een waarderend veldonderzoek middels proefsleuven te laten uitvoeren. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld, dat in mei 2014 door dr. G.J. de Langen van de Provincie Fryslân voor de gemeente Dantumadiel is goedgekeurd (Huisman 2014). Het voorliggend onderzoek is uitgevoerd op basis van dat PvE.
Het veldwerk voor het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd op 27 mei 2014. Conform het PvE zijn twee werkputten aangelegd, die uiteindelijk afmetingen van respectievelijk 7,0 x 1,60 meter en 4,0 x 1,50 meter hadden. In totaal is daarmee een oppervlak van 17,2 vierkante meter gedocumenteerd. De maximale diepte van het onderzoek bedraagt 120 centimeter beneden maaiveld.
Tijdens het veldwerk is één archeologische grondspoor waargenomen. Dit spoor lag in het zuidelijke deel van het plangebied. Het gaat om een laag opgebrachte leem, die op het veen is aangebracht. Waarschijnlijk gaat het hier om het wegdek van het middeleeuwse kloosterpad tussen Dokkum en Drachten. Op de leemlaag was in meerdere lagen zand opgebracht, waarschijnlijk om spoorvorming in het pad tegen te gaan. In het profiel van werkput 2 is één mogelijk karrenspoor gezien. Het spoor is waargenomen in het profiel. In de aangelegde vlakken zijn geen archeologische grondsporen gezien. Er zijn tijdens het onderzoek geen vondsten gedaan.
Gebaseerd op de resultaten van het veldwerk is een archeologische waardebepaling voor de locatie opgesteld. Hieruit blijkt dat de locatie behoudenswaardig is. Er wordt geadviseerd om bij verdere bodemverstorende werkzaamheden in het plangebied een definitief archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Doel van een dergelijk onderzoek is om aan de hand van sporen en vondsten inzicht in vooral de aard en opbouw, maar ook in de ouderdom, periodisering en het gebruik van het kloosterpad te krijgen.
