Zutphen Transportsysteem Lochem-Zutphen Begeleiding

Ten behoeve van de aanleg van een persleiding heeft ADC ArcheoProjecten in april 2012 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd op vier locaties langs het noorden van Zutphen. Op een van deze locaties heeft ADC ArcheoProjecten in juni 2012 een archeologische begeleiding conform protocol Opgraven uitgevoerd. Uit het door De Jong 2010 uitgevoerde bureauonderzoek blijkt dat het beoogde tracé verschillende landschappelijke eenheden doorsnijdt. Daarom kunnen resten uit alle archeologische perioden worden verwacht. Aan de lager gelegen delen, waaronder de beekdalen, werd een lage archeologische verwachting toegekend, aan de dekzandruggen en –koppen, stuifzandgebieden, terrasresten en rivierduinen werd een hoge archeologische verwachting toegekend. Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij is in locatie 3 een plaggendek aangetroffen. Dit betekent dat het sporenniveau onderin het plaggendek en in de top van het dekzand nog aanwezig is. In de west- en oostrand van de locatie is sprake van een volledig vergraven bodem. Hier wordt geen intact vondst- en sporenniveau verwacht. Tussen boring 19 en 20 zijn enkele aardewerkscherven aan het maaiveld gevonden, waaronder een scherf uit de IJzertijd of Romeinse tijd. Vastgesteld is dat het vondstniveau niet meer intact is, vandaar dat karterend booronderzoek hier niet zinvol is. Verwacht wordt dat het sporenniveau in een groot deel van locatie 3 intact is. Om de op het bureauonderzoek gebaseerde gespecificeerde verwachting voldoende te kunnen aanvullen en toetsen, adviseert ADC ArcheoProjecten om op het onverstoorde deel van locatie 3 tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Voor de locaties 1, 2 en 4 en de verstoorde delen van locatie 3 wordt geadviseerd om geen nader archeologisch onderzoek uit te voeren. Om de procesgang zo min mogelijk te vertragen is er voor gekozen om het advies, dat door de bevoegde overheid is overgenomen, te laten volgen door een archeologische begeleiding conform protocol Opgraven. Hierbij is de sleuf voor de persleiding op maximale verstoringsbreedte onder archeologische begeleiding aangelegd over een lengte van ca. 330m. De archeologische begeleiding heeft alleen in het onverstoorde deel van locatie 3 plaatsgevonden. Het terrein kent een natuurlijk verloop, met een hoger gelegen deel aan de westzijde en het centrale deel dat in oostelijke richting afhelt. In de lagere delen zijn drie laagtes aangetroffen, die samenhangen met oude beekloopjes. In dit deel van het terrein zijn nauwelijks sporen of vondsten aanwezig. Waarschijnlijk is het in gebruik geweest als hooiland of weidegebied. In het hoger gelegen westelijke en centrale deel bevinden zich sporen die samenhangen met de randzone van een nederzetting. Duidelijk herleidbare structuren, zoals huisplattegronden of bijgebouwen werden niet aangetroffen. Wel tonen de aanwezige sporen aan dat er sprake is geweest van bewoning. Mogelijk hebben twee greppels gediend ter afbakening van het nederzettingsterrein. De beide greppels vormen de begrenzing van het hoogste deel van het terrein. Op basis van het vondstmateriaal kan verondersteld worden dat er gedurende twee fasen sprake is geweest van bewoning. Handgevormd aardewerk laat een bewoningsperiode in de IJzertijd zien. In de Romeinse tijd zal het gebied onbewoond zijn geweest, waarna het in de Vroege Middeleeuwen (Karolingische tijd) waarschijnlijk weer ontgonnen is. Dit laatste kan opgemaakt worden uit een meierkuil. Waarschijnlijk heeft in de Middeleeuwen in de nabijheid een nederzetting gelegen en vond er binnen het plangebied akkerbouw plaats. Hierbij is een esdek ontstaan. Vondstmateriaal uit het esdek kent een brede datering in de IJzertijd en vanaf de Vroege Middeleeuwentot en met de Nieuwe tijd. Met name voor het middeleeuws en nieuwetijds aardewerk kan niet uitgesloten worden dat het materiaal mogelijkerwijs (deels) afkomstig is uit een secundaire context en als stadsafval geïnterpreteerd moet worden.De resultaten die het onderzoek heeft opgeleverd passen goed binnen het regionale beeld met bewoningsconcentraties op de hogere delen in het landschap in de IJzertijd, ontginningen in de Vroege Middeleeuwen en een bewoningsfase in de Late Middeleeuwen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x9x-29tw
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-je43-ff
Related Identifier https://doi.org/10.17026/dans-zrt-pxw5
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:49469
Provenance
Creator Holl, J.; Deitch-van der Meulen, W.
Publisher ADC ArcheoProjecten
Contributor Zee, R.M. van der; Prangsma, N.M.; Abelskamp, K.; Alma, X.J.F.; Bos, J.A.A.; Brijker, J.; Dinter, M. van; Jaspers, N.L.; Machiels, R.; Melkert, M.J.A.; Moolhuizen, C.; Nooijen, C.; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2015
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; application/msword; image/jpeg; image/tiff; access / mdb; mapinfo / tab; excel / xls, xlsx, xlsm
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.268 LON, 52.148 LAT); 33F; Gelderland; Zutphen