Het onderzoeksgebied ligt op de zuidoostelijke flank van een pleistocene zandrug en loopt naar het oosten toe af. Over het algemeen zal het terrein van nature erg nat zijn geweest, waardoor een podzolbodem zich hier moeilijk kon ontwikkelen. Dat dit op de wat hogere delen van het terrein toch heeft plaatsgevonden, bewijst boring 6.
Ondanks het grotendeels ontbreken van een podzolbodem, die als indicatie voor mogelijke archeologische waarden wordt gezien, beveelt MUG Ingenieursbureau b.v. vanwege het aangrenzende AMK-terrein, de vele archeologische waarnemingen in de omgeving en de intacte bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied aan om vervolgonderzoek uit te voeren op die plaatsen met een intacte bodem waar men voornemens is dieper te ontgraven dan de huidige bouwvoor (dieper dan 40 cm-mv). Concreet komt dit erop neer dat voor het uitgraven van de mestkelder, de zuidelijke funderingssleuf van de vrije uitloopstal en het waterbassin vervolgonderzoek wordt aanbevolen. Omdat de mestkelder, de funderingssleuf en het waterbassin relatief kleine oppervlaktes hebben, kan het vervolgonderzoek bestaan uit het onder archeologische begeleiding uitgraven van de locaties. Voor een archeologische begeleiding is een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen noodzakelijk.
Het bovenstaande advies dient door middel van een selectiebesluit getoetst en goedgekeurd te worden door de bevoegde overheid, in deze gemeente Texel.