Eindrapportage archeologisch bureauonderzoek (7424.002) Boterstraat te Varsseveld

Gespecificeerde archeologische verwachting Uit de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens blijkt dat het plangebied deel uitmaakt van een vrij omvangrijke dekzandrug, waarop tevens de ten zuiden gelegen historische dorpskern van Varsseveld is ontstaan. Deze dekzandrug had al een gunstige ligging voor Jager-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m Vroeg-Neolithicum) als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen). Ook voor Landbouwers waren de dekzandruggen de meest gunstige locaties. De grootte van de dek-zandrug vormde voldoende areaal aan goed ontwaterde gronden voor landbouw. Voor de perioden IJzertijd-Romeinse tijd-Middeleeuwen is de algemene tendens dat de de huisplaatsen steeds plaatsvaster werden en zich vaak verplaatsen naar de flanken van de dekzandruggen en mogelijk voor (langere) perioden naar de dekzandvlakten. De hoger gelegen dekzandruggen bleven echter altijd gebieden met gunstige bewoningscondities en zijn voor lange tijd in gebruik geweest als oude bouw-landgronden (worden ook wel aangeduid als enken, (eenmans)essen of kampen). Historisch kaartmateriaal laat ook zien dat in de tweede helft van de 18e eeuw het plangebied deel uitmaakte van een oud bouwlandcomplex direct ten noorden van de dorpskern van Varsseveld. De verwachting is dan ook dat binnen het plangebied een (matig dik) plaggendek is opgebracht ten tijde van het agrarisch gebruik. Het plangebied ligt daarmee niet binnen/behoort daarmee niet tot de historische dorpskern.

Archeologisch onderzoek (begeleidingen) uitgevoerd binnen de begrenzing van de historische dorpskern van Varsseveld, ten zuiden van het plangebied, hebben logischerwijs archeologische resten opgeleverd uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Verder heeft archeologisch proefsleuvenonderzoek langs de Oostelijke Rondweg vondsten opgeleverd daterend uit de perioden Midden- en Late-IJzertijd en uit de Vroeg-Romeinse tijd, Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd, echter geen sporen duiden op de aanwezigheid van een nederzettingscomplex, huisplaats dan wel een historisch erf binnen het plangebied.

Vanaf het begin van de 20e eeuw zijn binnen het plangebied diverse malen bouwwerkzaamheden uitgevoerd. De bestaande bebouwing beslaat een groot deel (meer dan de helft) van het oppervlak van het plangebied. Deze bebouwing is tot minimaal 1 m -mv gefundeerd. Het hoofdgebouw, welke nagenoeg de gehele zuidwestelijke helft van het plangebied beslaat, is tot bijna 2 m -mv gefundeerd en deels onderkelderd. Gegevens van eerder uitgevoerd milieuhygiënisch bodemonderzoek, het verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem dat in 2013 is uitgevoerd, laten zien binnen de onbebouwde terreindelen van het plangebied (welke merendeels verharde terreindelen betreffen) bodemverstorende ingrepen/vergravingen hebben plaatsgevonden.

Conclusie Het bureauonderzoek wijst uit dat het plangebied, op basis van zijn landschappelijke situering, van oorsprong een gunstige ligging heeft gehad als (tijdelijke) bewoningslocatie. Echter, gegevens van bouwdossiers en eerder uitgevoerd eerder uitgevoerd milieuhygiënisch bodemonderzoek wijst uit dat ter plaatse van zowel de bebouwde als de onbebouwde terreindelen van het plangebied diepgaande bodemverstorende ingrepen/vergravingen hebben plaatsgevonden. Hierdoor wordt het erg onwaarschijnlijk geacht dat er zich binnen het plangebied nog terreindelen bevinden met een intacte/oorspronkelijke bodemopbouw, in de vorm van een hoge enkeerdgrond (plaggendek met hieronder een restant van het van nature gevormde bodemprofiel, meest waarschijnlijk in de vorm van een veldpodzolbodem).

Advies Op basis van het bureauonderzoek geldt geen verwachting meer op de aanwezigheid van in situ liggende archeologische resten en/of sporen. Hierdoor zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen herontwikkeling binnen het plangebied. Geadviseerd wordt dan ook om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, het plangebied vrij te geven.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), de gemeente Oude IJsselstreek of de provincie Gelderland.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2bg-4e2z
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-wh-1bv8
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:204492
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Broeke, E.M. ten; ir. E.M. ten Broeke (Econsultancy)
Publication Year 2021
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.464 LON, 51.945 LAT); Netherlands; Boterstraat; Oude IJsselstreek; Varsseveld; Gelderland