Eindrapportage archeologisch vooronderzoek (3228.001) Koningin Julianastraat 18 te Houten

Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden vanaf het Laat-Neolithicum. Het plangebied neemt namelijk een landschappelijke positie in binnen de stroomgordel van Jutphaas die actief gesedimenteerd heeft omstreeks 2281-2199 en 895-831 voor Chr. (Laat-Neolithicum t/m Late-Bronstijd). De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking over voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). AMK-terreinen en locaties van archeologische vondsten in het onderzoeksgebied geven aan dat deze hoger gelegen zone in ieder geval vanaf de IJzertijd een geschikt gebied betrof voor occupatie en agrarische activiteiten. Vrijwel direct ten zuiden van het plangebied zijn al diverse fragmenten aardewerk aangetroffen daterend vanaf de Romeinse tijd. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal uit het begin van de 19e eeuw laat zien dat het noordelijke deel van het plangebied deel heeft uitgemaakt van een historische huislocatie en lag niet ver van de brink van Houten. Vermoedelijk ging het om een boerenerf, waarbij binnen het plangebied een woonboerderij en aan de achterzijde een veekraal heeft gestaan. De huidige woning/woonboerderij binnen het noordelijke deel van het plangebied dateert uit het begin van de 20e eeuw.

Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat aangetroffen bodemopbouw vanaf het maaiveld tot circa 30 cm -mv bestaat uit donkerbruin gekleurde, zwak humeuze, kalkarme tot kalkrijke, matig zandige klei, waarin tijdens het zetten van de boringen kleine fragmenten houtskool en baksteen zichtbaar waren. Dit betreft de huidige bouwvoor (Ap-horizont). Tussen gemiddeld 30 en 60 cm -mv komt een laag bruin gekleurde, kalkrijke, sterk zandige klei voor en betreft een zwak ontwikkelde verwerings-Bw-horizont. Tussen gemiddeld 60 en 150 cm -mv komen lagen voor van bruingrijs en naar onderen toe grijsbruin tot lichtgrijsbruin gekleurde, kalkrijke, sterk zandige klei en naar onderen toe sterk kleiig, matig siltig, kalkrijk, zeer fijn zand met zwak gleyvlekken. Dit vormt de overgang naar de hieronder liggende beddingafzettingen, bestaande uit lichtbruin tot lichtbruingrijs gekleurd, zwak kleiig, matig siltig, zeer fijn zand. Van beneden naar boven gekeken is er sprake van een verfijning van de textuur in opwaartse richting (fining upward sequentie) en geeft aan dat hier sprake is van oeverwal-/kronkelwaard- op beddingafzettingen die gesedimenteerd zijn tijdens de actieve fase van de stroomgordel van Jutphaas.

De verwachte landschappelijke ligging in de zone van de stroomgordel van Jutphaas wordt duidelijk bevestigd. Er komen geen sedimenten meer voor van oudere meandergordels stroomgordels/voorgangers van de stroomgordel van Jutphaas (zijn geërodeerd tijdens de actieve fase van de stroom-gordel van Jutphaas). Het voorkomen van kalk in het gehele bodemprofiel en het voorkomen van een egaal bruine kleur door homogenisatie als gevolg van bodemvorming (vorming van een verwerings-Bw-horizont), duidt erop dat de natuurlijke bodemopbouw een kalkrijke dan wel kalkhoudende ooivaaggrond betreft, in overeenstemming met de gegevens van de Bodemkaart van Nederland.

Alleen in de huidige bouwvoor (eerste 30 cm) is antropogeen materiaal aangetroffen dat een recente tot subrecente datering heeft uit de 18e-20e eeuw (Nieuwe tijd C). Zeer waarschijnlijk betreft het mestafval dat, samen met de waargenomen houtskoolfragmenten en spikkels baksteen, tijdens agrarische bewerking in de bouwvoor terecht is gekomen en zal ook meest waarschijnlijk afkomstig zijn van het voormalige boerenerf, waarvan het noordelijke deel van het plangebied deel van heeft uitgemaakt (deel van het boerenerf Dubbelzand). In het opgeboorde materiaal zijn geen resten aangetroffen met een datering ouder dan Nieuwe tijd C.

Conclusie De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt bevestigd voor wat betreft de landschappelijke ligging/paleogeografische ontwikkeling van het plangebied, echter niet voor wat betreft de hoge verwachting op het aantreffen van archeologische indicatoren daterend vanaf het Laat-Neolithicum. Deze verwachting voor kan dan ook worden bijgesteld naar geen verwachting.

Alleen voor het noordelijke deel van het plangebied blijft de hoge archeologische verwachting behouden voor de aanwezigheid van ondergrondse restanten van historische bebouwing (vermoedelijk een woonboerderij en een veekraal, zie de kadastrale kaart van 1828, figuur 4). Door het bevoegd gezag dient beoordeeld te worden of eventueel aanwezige dergelijke type restanten als archeologisch waardevol worden beschouwd en daarmee een archeologisch vervolgonderzoek (gravend onderzoek) rechtvaardigt.

Advies Op grond van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek adviseert Econsultancy om binnen het plangebied geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Er zijn geen archeologisch relevante indicatoren/lagen aangetroffen. Wel kunnen er in het noordelijke deel van het plangebied nog ondergrondse structuren aanwezig zijn van voormalige historische bebouwing dat heeft behoord tot het boerenerf Dubbelzand (vermoedelijk een historische woonboerderij (voorganger van de huidige woning/woonboerderij gebouwd in 1900) en een veekraal, datering begin 19e eeuw dan wel ouder, waarschijnlijk wel Nieuwe tijd).

Conform het archeologiebeleid van de gemeente Houten dient een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd naar de aan-/afwezigheid van de voorganger van de huidige woning/woonboerderij gebouwd in 1900). Geadviseerd wordt dit vervolgonderzoek te laten uitvoeren door middel van een archeologische begeleiding van de sloop van de ondergrondse delen van de bestaande woning/woonboerderij in het noordelijke deel van het plangebied. Voor dit onderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, waarin beschreven staat op welke wijze het onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit PvE dient te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Houten).

Ten aanzien van het verder vrij te geven merendeel van het plangebied dient wel te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (artikel 5.10 Erfgoedwet juli 2016) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Houten (de heer B. Peters) hiervan per direct in kennis te stellen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zd7-uy4a
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-lkf6-hj
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:73056
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Econsultancy
Publication Year 2017
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.164 LON, 52.026 LAT); Koningin Julianastraat 18; Houten; Utrecht