N.B.: Dit onderzoek is voorgelegd aan de opdrachtgever. Het is niet bekend of de opdrachtgever dit onderzoek aan de bevoegde overheid heeft voorgelegd in het kader van een vergunningsprocedure.
Antea Group heeft in mei 2019 een archeologische bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van geplande oeverwerkzaamheden aan het Van Harinxmakanaal ten oosten van Dronrijp, gemeente Waadhoeke. Het betreft een tracé met een lengte van circa 1120 m.
Het plangebied is gelegen in het historische landschap Westergo, aan de oostkant van de oudste kwelderwal Winsum-Dronrijp-Menaldum. De vroegste terpen op deze kwelderwal dateren uit de 4e eeuw voor Christus. De kwelder rond het onderzoeksgebied vormde vanaf deze periode een gunstige woon en werkomgeving, mits er een terp werd opgeworpen. Indien intact kunnen dergelijke terpen als verhoging in het landschap worden waargenomen, maar veel terpen zijn rond het midden van de 19e eeuw afgegraven. Deze terpen zullen niet meer intact zijn en ook niet als verhoging in het landschap herkenbaar zijn, maar kunnen nog zeer waardevol zijn. Vaak is de terpzool van deze afgegraven terpen nog aanwezig, en juist in dit gedeelte kunnen de vroegste bewoningssporen van de terp bewaard zijn gebleven.
In de omgeving van het plangebied hebben verschillende eerdere archeologische onderzoeken plaatsgevonden en zijn verschillende archeologische waarnemingen bekend. Zo is er direct ten noorden van het noordwestelijke gedeelte van het tracé in 2001 een tot dan toe onbekende terp ontdekt en opgegraven. Verder is er in het midden van het tracé een duidelijke verhoging in het landschap zichtbaar. Deze verhoging is gesitueerd aan de rand van een kreekbedding / erosiegeul. Het is op grond van de geraadpleegde bronnen onduidelijk waardoor deze verhoging is veroorzaakt. Het is mogelijk dat de verhoging te maken heeft met civieltechnische werkzaamheden die in het verleden hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld bij de aanleg van het Van Harinxmakanaal of de eerder aangelegde Harlinger Trekvaart. In dit geval zou het kunnen gaan om grondberging. Gezien de historische terpenbewoning in het gebied is het echter ook mogelijk dat hier een terp is gesitueerd.
Er is geadviseerd om een archeologisch booronderzoek (karterend) uit te voeren op twee aandachtslocaties (afbeelding 15). Het betreft de hoger gelegen ‘bult’ (gelegen naast een geul; aandachtslocatie 2) en het meest noordwestelijke gedeelte van het tracé (gelegen op de flank van de kwelderwal; aandachtslocatie 1). Op deze locaties geldt een verhoogde verwachting voor het aantreffen van terpresten.
Voor de overige gedeeltes geldt een lage archeologische verwachting. Het betreft lager gelegen zones (vlakte van getijafzettingen en kreekbedding/geulen). Tevens is bij eerder uitgevoerd onderzoek door Oranjewoud (2011) direct naast het huidige tracé in vrijwel alle boringen verstoorde grond aangetroffen (zie afbeelding 2). De verwachting op bestaande verstoringen in het huidige oevertracé is daarmee op basis van die bevinding ook vrij groot en wij adviseren derhalve deze gedeeltes vrij te geven.
Dit is onbekend of dit advies is omgezet in een selectiebesluit.
