Archeologisch onderzoek Engelsestraat, te Winschoten

Tijdens het veldwerk is duidelijk geworden dat het plangebied is gelegen op een zandkop. Deze zandkop was een geschikte plek voor bewoning, omdat deze relatief hoger gelegen was dan de zeeklei- en veengebieden rondom Winschoten. In elke put werd onderin Pleistoceen dekzand aangetroffen. In de putten 2, 2a, 3, 5 en 6 werd boven het pleistocene zand een natuurlijke inspoelingslaag waargenomen; mogelijk het oude maaiveld dat aan de ingebruikname van het gebied vooraf ging. De door menselijke activiteiten ontstane ophogingen in het plangebied zijn in te delen in een aantal verschillende fases:

De eerste fase bestaat uit de laatmiddeleeuwse lagen, die direct op de natuurlijke ondergrond zijn gelegen. In de putten 2, 2a, 3 en 6 kunnen deze in verband worden gebracht met een functie van het gebied als tuinbouw, of akkerbouwland. Deze lagen bestaan hoofdzakelijk uit dunne, langgerekte donkere humeuze lagen, ontstaan door het opbrengen van organisch afval over het land (plantaardig afval, mest enz.). In put 5 werden deze lagen niet aangetroffen, hier werden in plaats van de sterk humeuze lagen, kleiige en venige lagen aangetroffen die gezien kunnen worden als egalisatielagen. Het doel van deze egalisatie is onbekend. In de aan tuinbouw en akkerbouw gerelateerde lagen werden vele fragmenten aardewerk aangetroffen, op basis waarvan vastgesteld kon worden dat de ingebruikname van het plangebied teruggaat tot de 12e eeuw. De eerste fase kan qua datering geplaatst worden vanaf de 12e eeuw tot, of tot halverwege de 14e eeuw. Het in put 2 en 2a aangetroffen keienpad kan op basis van stratigrafie toegekend worden aan het eind van de eerste fase. De tweede fase dateert eveneens uit de Late Middeleeuwen. In put 5 werd boven de genoemde egalisatielagen een fundering aangetroffen, die was opgetrokken uit kloostermoppen. Deze kloostermoppen zijn waarschijnlijk afkomstig van een andere locatie (mogelijk een gesloopt steenhuis) en in het plangebied hergebruikt. Tot wat voor soort bebouwing de fundering heeft behoord is onduidelijk. In het profiel van put 2 werd ook een uitbraaksleuf gedocumenteerd van een uit kloostermoppen opgetrokken fundering, met een bijbehorend vloerniveau. Mogelijk behoren deze sporen tot dezelfde fase. Deze fase dateert vanaf, of vanaf halverwege, de 14e eeuw tot ongeveer de 16e eeuw. De derde fase die kon worden vastgesteld, dateert uit de 16e eeuw; het begin van de Nieuwe Tijd. Tot deze fase kan gerekend worden de uit Groninger mopstenen opgetrokken funderingen uit de putten 2 en 5. In put 2 kon van deze fundering ook een bijbehorend vloerniveau worden gedocumenteerd. De vierde fase bestaat uit de stadsophogingslagen die zijn waargenomen in put 1, 3, 4 en 6. Deze lagen dateren uit de 17e tot en met de 19e eeuw. Deze lagen waren in de gevallen van de putten 3 en 6 tamelijk dikke pakketten, die bestonden uit sterk humeus kleiig zand. Ook deze lagen zullen zijn ontstaan door het opbrengen van afval. In deze lagen ontbreken sporen van bebouwing. Deze ophoging zal vooral gediend hebben als ophoging ten behoeve van tuinbouw, of akkerbouw. Het is niet uit te sluiten dat de gebieden rondom de onderzoeksputten waar deze lagen zijn aangetroffen, ook in de 19e eeuw nog als zodanig in gebruik waren. De vijfde fase beslaat de periode van de 19e eeuw tot en met heden. In deze periode is het gebied langzamerhand volgebouwd. Van deze bebouwing werden in alle onderzoeksputten in de bovenlagen de resten aangetroffen. Dit voornamelijk in de vorm van muren, funderingen en kelders.

Naast de verschillende fases, die meer een algemeen beeld schetsen van de aangetroffen resten, konden een aantal specifieke zaken worden vastgesteld. In put 1 werd een sloot aangetroffen, die op zijn vroegst is aangelegd rond 1300 en rond 1600 zal zijn gedempt met grond die rondom de sloot voorhanden was. Het aardewerk uit deze sloot vertoont opvallend veel randen van grote voorraadpotten, gemaakt van kogelpotaardewerk. Dit kan duiden op uitgevoerde ambachten, of op de voorraden die op een middeleeuws erf werden aangelegd voor eigen gebruik. In de iets ten noorden van put 1 aangelegde put 4 werd een vijftal paalkuilen uit de Late Middeleeuwen aangetroffen. Het is niet te achterhalen tot wat voor structuur de palen hebben toebehoord. Ook in put 4 werd een mogelijk afvalkuil uit de Late Middeleeuwen gevonden. De aanwezigheid van de paalkuilen, afvalkuil en sloot met opvallend veel laatmiddeleeuws aardewerk in de vulling, doet vermoeden dat zich in de buurt van de putten 1 en 4 een laatmiddeleeuws erf heeft bevonden. Dit wordt onderstreept door het feit dat in deze onderzoeksputten de tuinbouw- en akkerbouw lagen niet zijn aangetroffen. Het verbouwen van gewassen vond plaats rondom het erf, en niet erop. Dit erf zal toebehoord hebben aan de eerste en/of tweede fase van de hierboven beschreven fases. Het in onderzoeksput 2 en 2a aangetroffen keienpad kan op basis van de breedte geïnterpreteerd worden als een verbindingspad dat hoofdzakelijk bedoeld was om te voet te betreden. De breedte (van 0,8 tot 1,3 m) is te gering om met paard en wagen te berijden. Het keienpad loopt ten opzichte van de huidige Blijhamsterstraat geleidelijk af in zuidelijke richting. Omdat er geen begin en eind kon worden vastgesteld, blijft de functie van het keienpad onduidelijk. Het algemene beeld dat is ontstaan naar aanleiding van de uitgevoerde onderzoeken is dat van een nederzetting met een sterk agrarisch karakter. Dit karakter blijft in stand tot in de 19e eeuw. Dit blijkt uit de betrekkelijk weinig aangetroffen sporen van bebouwing in tegenstelling tot de vele sterk humeuze lagen uit zowel de Late Middeleeuwen als de Nieuwe Tijd. Het beeld dat ontstaat, is dat van een open nederzetting, die voornamelijk bestond uit op een zekere afstand van elkaar gelegen boerenerven omgeven door akkers of grasland. Door de ligging aan de Rensel en langs de doorgaande route van Münster naar Groningen heeft Winschoten geleidelijk een functie als marktplaats gekregen. Eveneens wordt Winschoten in de 17e eeuw omgebouwd tot vesting, vanwege de strategische ligging. Toch hebben beide factoren nooit geleid tot een echte stedelijke, tot boven regionale ontwikkeling. Desondanks zal Winschoten voor de eigen regio wel een rol als centrumplaats hebben vervuld. Aan het eind van de 13e eeuw kon er in ieder geval door de lokale elite genoeg geld bij elkaar gelegd worden, om de bouw van de Sint Vituskerk te bekostigen. Deze op korte afstand van het plangebied gelegen forse kerk is gebouwd van in die tijd zeer kostbare kloostermoppen. Verstedelijking in de zin van het veranderen van het aanzien van de nederzetting naar een kern bestaande uit dicht op elkaar geplaatste bebouwing, treedt pas op in de 19e eeuw. Dit gebeurt mede doordat Winschoten in de Franse tijd meerdere bestuurlijke functies krijgt toegewezen. Pas in 1825 krijgt Winschoten van koning Willem I stadsrechten. Ook in de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van dichte bebouwing pas sprake is vanaf de 19e eeuw. Het beeld van een voornamelijk op agrarische activiteiten gerichte nederzetting wordt ondersteund door het vondstmateriaal. Verreweg het grootste deel van het vondstmateriaal wordt gevormd door gebruiksaardewerk, zoals kookpotten en voorraadpotten. Opvallend is het geringe aantal metaalvondsten dat is aangetroffen en het ontbreken van producten die in verband kunnen worden gebracht met handel. In een stedelijk centrum zou een veel breder scala aan vondstmateriaal verwacht worden. Dit als gevolg van de aanwezigheid van diverse specialisaties en ambachten binnen de stedelijke kern, en de door handel verkregen contacten met relatief verder weg gelegen gebieden.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xsu-fdrc
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-lmd7-dl
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:45939
Provenance
Creator Veenstra, J.B.; Soetens, L.
Publisher Grontmij Nederland B.V.
Contributor Grontmij Nederland B.V.
Publication Year 2011
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (7.041 LON, 53.141 LAT); 13A; Engelsestraat; Winschoten; Oldambt; Groningen