Het doel van voorliggend veldonderzoek was om het opgestelde archeologische verwachtingsmodel binnen het plangebied middels een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen te toetsen. Uit de resultaten van dit veldonderzoek blijkt dat: voor het Laagpakket van Wormer geldt een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit het Neolithicum. De top van het Laagpakket van Wormer is in de boringen vastgesteld tussen 2,95 en 4,55 meter beneden maaiveld (2,94 en 3,48 meter –NAP).
Hollandveen Laagpakket: op het aantreffen van vindplaatsen uit de Bronstijd, IJzertijd en Romeinse Tijd geldt een lage verwachting. Het Hollandveen werd tussen 2,85 en 3,80 meter beneden maaiveld (respectievelijk 2,94 en 2,34 meter –NAP) aangetroffen. In geen enkele boring werd een veraarde en/of intacte top van het veen vastgesteld.
Laagpakket van Walcheren: voor de Vroege Middeleeuwen geldt een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen. Voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd geldt een hoge verwachting. In de meeste boringen zijn ophooglagen aangetroffen met archeologische indicatoren die dateren tussen de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Daarnaast stuitten twee boringen op een ondoordringbare laag baksteen of puin. Deze ophooglagen en ondoordringbare lagen bevinden zich onder de recente bouwvoor tussen 0,20 en 1,15 meter beneden maaiveld (0,29 meter –NAP en 0,87 meter +NAP).