ADC ArcheoProjecten heeft in januari 2017 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie VDL Nedcar EDC2 te Born, gemeente Sittard-Geleen. Aanleiding is de voorgenomen aanleg van parkeerplaatsen met infiltratiesysteem. Op basis van het bureauonderzoek werden archeologische resten verwacht vanaf het Midden- Paleolithicum tot in de Middeleeuwen. Archeologische resten uit het Midden-Paleolithicum kunnen voorkomen op ca. 1 m –mv, in de top van de grindige afzettingen van het terras van Eisden- Lanklaar. Dergelijke vindplaatsen zijn echter moeilijk op te sporen met prospectieve methoden. Binnen de gemeente zijn slechts vier vindplaatsen bekend uit deze periode, waardoor de kans op het aantreffen hiervan niet heel groot geacht wordt. Archeologische resten vanaf het Laat- Paleolithicum tot de Middeleeuwen werden verwacht aan het maaiveld. Vanwege de ligging nabij de Geleenbeek, en het relatief vlakke terrein, vormde dit gebied enige tijd een gunstige bewoningslocatie. Mogelijk trad op enig moment vernatting van het gebied op (het plangebied ligt op historische kaarten in een broekgebied), maar het is niet geheel duidelijk of, en wanneer, het plangebied hierdoor ongeschikt voor bewoning werd. Voor archeologische resten vanaf de Middeleeuwen gold een lage verwachting, vanwege de ligging in een nat broekgebied. Dit wordt bevestigd door het historische kaartmateriaal. Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn terrasafzettingen, afgedekt met löss vermengd met zand en klei aangetroffen. De bodem is over het algemeen verstoord tot 30 à 55 cm –mv. Een eventueel vondstniveau vanaf het Laat- Paleolithicum is verstoord geraakt, maar grondsporen kunnen deels nog bewaard zijn gebleven. Er is echter vastgesteld dat, vanwege de stugge klei in de bodem en de hiermee gepaard gaande slechte ontwatering, vaak natte omstandigheden geheerst hebben. Hierdoor zal het plangebied waarschijnlijk niet erg gunstig geweest zijn voor bewoning en akkerbouw. Bovendien is het relatief hoge grindgehalte in de bodem eveneens ongunstig voor akkerbouw. Om deze redenen kan de archeologische verwachting voor resten vanaf het Laat-Paleolithicum bijgesteld worden naar laag. Voor resten uit het Midden-Paleolithicum blijft een onbekende verwachting gelden. Deze resten zijn echter moeilijk op te sporen met booronderzoek en betreffen overwegend toevalsvondsten. Bovendien is de kans op het aantreffen hiervan relatief laag, aangezien slechts vier vondsten uit de periode gedaan zijn binnen de gemeente.