Tijdens de waarnemingen is gebleken dat de oostelijke helft van het terrein tot een diepte van 2 m en meer onder maaiveld ernstig verstoord was. In dit gedeelte waren de kelderruimten van het voormalige dorpshuis gelegen. Hier zijn ook de restanten van enkele tot wel 2,5 m diepe kuilen aangetroffen, gevuld met bouwpuin (stukken baksteen, glas, gresbuizen, hout, dakpan). De vulling van deze kuilen heeft geen relatie met materiaal afkomstig van het gesloopte dorpshuis. Alleen de randzone van dit deel van het terrein is minder verstoord. De westelijke helft van het terrein bleek minder diep verstoord te zijn. De sloopwerkzaamheden hebben hier tot een diepte van 1 tot 1,2 m onder maaiveld gereikt.
Langs de noordelijke rand van het terrein en in het westelijke deel van de sloopput is de bodemopbouw tot een diepte van ca. 2,4 m −mv vastgelegd. We hebben hier te maken met een dik stuifzandpakket, afgezet in het holoceen. Alleen in laag 2 en door verploeging in de top van laag 3 is materiaal uit de nieuwe tijd waargenomen. Waarschijnlijk is het onderliggende niveau van laat-pleistocene rivierduinafzettingen niet bereikt. Dat zou betekenen dat op een dieper niveau afzettingen liggen waarin bewoningssporen uit de prehistorie zouden kunnen voorkomen.
Het uit de top van het stuifduinpakket verzamelde vondstmateriaal dateert van ca. 1850 tot 1950. Gevonden zijn twee fragmenten witbakkend aardewerk (waaronder een bord 5 uit Frechen), de onderste helft van een mineraalwaterfles, een fragment doorzichtig glas, een scherf van groen glas van een wijnfles en drie fragmenten industrieel wit aardewerk. Tot deze laatste categorie behoren een bodem- en randfragment van een veelkleurig versierde kom (iw-kom-1) met op de bodem het beeldmerk Polling 82 (na 1890/1893).
