Het proefsleuvenonderzoek en de opgraving op een perceel aan de Goudenregenstraat 36 - Rozenstraat 80 in Tilburg zijn op 11 en 12 december 2019 uitgevoerd vanwege de ontwikkeling van het plangebied met 6 rijwoningen, 1 bovenwoning en 3 appartementen. Op basis van een bureauonderzoek uitgevoerd door KSP Archeologie werd een proefsleuvenonderzoek aanbevolen (met eventuele doorstart naar een opgraving), dat onderschreven werd door de gemeente Tilburg.Doel van het proefsleuvenonderzoek is inzicht te krijgen in aard, omvang, datering, kwaliteit en behoudenswaardigheid van de aan te treffen archeologische resten en daarmee het toetsen van de archeologische verwachting. De centrale onderzoeksvraag was: Zijn binnen het plangebied archeologische resten aanwezig en worden deze door de voorgenomen bodemingrepen bedreigd?Voor dit proefsleuvenonderzoek is aanvankelijk n proefsleuf aangelegd van 58 m2. In deze werkput werd een mogelijke structuur/ gebouwplattegrond aangetroffen, waarop besloten is om het onderzoeksgebied uit te breiden en over te gaan naar protocol 4004 (Opgraven).De onderzoeksvragen voor de opgraving waren algemeen gestelde vragen, zoals welke vindplaatsen zijn aanwezig? Wat is de ligging, omvang, aard, datering van de vindplaatsen en de landschappelijke context? In totaal is een oppervlakte van 230 m2 opgegraven. Het onderzoek het aangetoond dat het plangebied tot ca. 90-120 cm verstoord is door een combinatie van ophogingen en afgravingen. Dit begon met een vermoedelijk laat ontstaan plaggendek (18de-19de eeuw), het graven van afvalkuilen in de jaren 10-20 van de 20ste eeuw, het afgraven van het plaggendek kort daarna en het aanvullen van het perceel met gemengde grond, de bouw van de fabriekshal in 1921 over de onderzoekslocatie, de sloop hiervan in de jaren 40/50 van de 20ste eeuw, de bouw van bedrijfspanden (weverij, machinale houtbewerking en een autospuiterij), de recente sloop van deze bebouwing en eindigde met het aanvullen met bouwzand. Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de achterzijde (binnenterrein) van de recent gesloopte bebouwing. Er zijn 25 kuilen gevonden met relatief grote hoeveelheden vondsten uit de Nieuwe tijd C. Een gebouwplattegrond bleek na analyse van de coupes niet aanwezig. De aangetroffen kuilen zijn (gedeeltelijk) opgevuld met bodemmateriaal uit het plaggendek. Dit betekent dat deze kuilen voor het afgraven van het plaggendek gevuld zijn. Het lijkt erop dat kort na het graven van de kuilen het plaggendek is afgegraven, waarschijnlijk om als vruchtbare grond elders te gebruiken. Het afgraven hangt vermoedelijk samen met de bouw en uitbreiding van een hoedenfabriek. In 1920 is, blijkens een projectie van een kadastrale kaart, een productiehal gebouwd ter plaatse van het onderzoeksgebied. De sporen en vondsten dateren van voor deze uitbreiding van de hoedenfabriek.Het vondstmateriaal dateert vrijwel volledig uit de periode 1850-1920. Binnen de categorie aardewerk is met name veel industrieel witbakkende keramiek aangetroffen; hetgeen normaal is voor deze periode. Daarnaast zijn verschillende scherven roodbakkend aardewerk, porselein en een enkel scherfje faience en majolica aangetroffen. Enkele scherven dateren uit de (Late Middeleeuwen/) het begin van de Nieuwe tijd. De hogere ouderdom kan verklaard worden doordat de sporen deels opgevuld zijn met materiaal van het plaggendek. Ook is een pijpenkopje gevonden, welke dateert rond 1900. Ook het glas dateert uit de Nieuwe tijd C. Twee stukken glas uit twee verschillende sporen passen aan elkaar en waren onderdeel van een melkfles uit het begin van de 20ste eeuw. Het natuursteen betrof vooral leisteen; waarvan n fragment van een schrijflei, waarop de lijntjes nog duidelijk zichtbaar zijn. Met name de hoeveelheid metaalvondsten valt op. Verschillende voorwerpen zijn nog herkenbaar. Zo zijn een bakpan en een ge mailleerde waterketel aangetroffen. Voor zover het mogelijk is om de metaalvondsten scherp te dateren, stammen deze ook uit de periode 1900-1920. Organisch materiaal was vrijwel volledig afwezig, op een fragmentje varkensrib en een leren schoen met metalen en houten onderdelen na. Deze schoen dateert op basis van het model uit de periode 1910-1920.De archeologische resten zijn in voldoende mate onderzocht. Er gelden voor het plangebied vanuit archeologisch oogpunt geen restricties voor de toekomstige bodemingrepen/ nieuwbouw.
