Uit het verkennende booronderzoek blijkt dat de bodem in het oostelijke deel van het plangebied (kavel B1552) tot maximaal 70 cm beneden maaiveld (-mv) recent is geroerd. In het westelijk deel (kavel B1554) is in één boring een grondspoor aangetroffen, waarin houtskool, verbrande leem en prehostirisch aardewerk zijn gevonden. De bodem in het westelijke deel is te classificeren als een radebrikgrond. De bouwvoor (Ap en/of Ah of AE-horizont) is 20 tot 45 cm dik en gaat geleidelijk over in een Bt-horizont en vervolgens in de BC- en C-horizont. De aangetroffen afzettingen bestaan uit zwak zandige klei tot matig siltig, grof zand.