Vanwege plannen voor woningbouw en op grond van een hoge verwachting op archeologische vindplaatsen, is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in het 5.6 ha grote plangebied Lieshout Nieuwenhof. Er zijn 60 proefsleuven aangelegd, in hoofdzaak in een verspringend grid met sleuven van 20 bij 4 m, met een interval van 20 m. De afstand tussen de raaien bedroeg eveneens 20 m. In totaal is een oppervlak van 5952 m2 onderzocht, hetgeen heeft geresulteerd in een dekking van 10.6%. Tijdens het onderzoek is gebleken dat de ondergrond in het westelijke deel van het plangebied wordt beschermd door een plaggendek. In oostelijke richting wordt dit dunner en daalt ook het oude oppervlak. Dit is een nattere zone van het terrein, waar geen bewoningssporen zijn aangetroffen. In het vlak van de proefsleuven is hier steeds een B- of een B/C-horizont aanwezig. Op het meest westelijke perceel van het terrein is het esdek beduidend dikker, maar hier heeft ten behoeve van de aspergeteelt zeer diepe grondbewerking plaatsgevonden. Op ongeveer de helft van het perceel is de ondergrond niet of gedeeltelijk geraakt, maar in het centrum is de bodem behoorlijk verstoord. De conserveringstoestand van de grondsporen op het hele terrein is goed, met uitzondering van die op het laatstgenoemde deel van het westelijke perceel. Het merendeel van de in de proefsleuven aangetroffen grondsporen is samengevoegd tot vier vindplaatsen. Het gaat daarbij om bewoningssporen uit de IJzertijd (1 en 2), Romeinse tijd (3) en de Volle Middeleeuwen (4). Deze relatief grove dateringen voor de vindplaatsen zijn vastgesteld op basis van de kleur van de sporen, het aangetroffen vondstmateriaal (voornamelijk aardewerk) en de typologie van de aangesneden gebouwplattegronden. Naast de bewoningssporen zijn laat- of post-middeleeuwse greppels aangetroffen, die geen van allen aan een vindplaats zijn toegewezen.
Op basis van de fysieke kwaliteit zijn de vier vindplaatsen in principe behoudenswaardig. Daarnaast scoren de vindplaatsen 3 en 4 ook hoog op inhoudelijke kwaliteit. Voor de vindplaatsen 1 en 2 ligt deze waarde net onder het gemiddelde, maar in combinatie met de naastgelegen Romeinse vindplaats 3, zijn ook deze sites inhoudelijk interessant. Dit betekent dat de archeologische waarden binnen een oppervlak van ca. 2.7 ha (of 40% van het plangebied) zouden dienen te worden beschermd of te worden opgegraven. De eerste optie impliceert dat niet wordt gebouwd, of dat zo wordt gebouwd dat de ondergrond niet wordt geraakt of geroerd. Gezien de plannen voor woningbouw op het terrein is dit lastig en een bijkomend probleem is dat de beperkingen tot in lengte van dagen gelden. Het nadeel van behoud ex situ of opgraven is dat aanzienlijke kosten moeten worden gemaakt alvorens het terrein bouwrijp kan worden gemaakt. Deze kosten zijn echter éénmalig en daarnaast kan een doordachte onderzoeksstrategie leiden tot zekere kostenreductie terwijl tegelijkertijd toch kwaliteitsvolle gegevens over het verleden van Lieshout worden vergaard.