ADC ArcheoProjecten heeft een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied IJsselvelden in de gemeente IJsselstein. In het plangebied is natuurontwikkeling en de aanplant van een bos gepland. Vooronderzoek heeft aangetoond dat zich op deze locatie mogelijk archeologische resten uit verschillende perioden bevinden. In de werkputten zijn geen archeologische sporen van nederzettingsterreinen, maar alleen (sub)recente (percelerings)sloten en -greppels aangetroffen. Dit resultaat komt niet overeen met de archeologische verwachting die hoog was voor het aantreffen van vindplaatsen vanaf de IJzertijd.
Eventuele nederzettingsterreinen uit de Late IJzertijd/Vroeg Romeinse tijd zullen op de hogere delen van de kronkelwaardruggen zijn aangelegd, zoals het proefsleuvenonderzoek op vindplaats 3 (R1) ook uitwees. De inheems Romeinse vondsten die eerder gedaan zijn in het gebied geven wel aan dat bewoning in deze fase plaats gevonden heeft in het gebied. Opmerkelijk is dat deze vondsten met name op de overgang van de kronkelwaardruggen naar de restgeul van de IJsselveld-Schuurenburg stroomgordel zijn gedaan. Dit geeft waarschijnlijk aan dat de vindplaatsen zijn aangelegd daar waar de hogere terreindelen (kronkelwaardruggen) zich vlak bij de restgeul bevonden en/of de vondstlaag door ploegen hier wel aan de oppervlakte is komen te liggen. Wanneer vondstmateriaal uit deze periode ín de restgeul wordt aangetroffen, zoals tijdens het huidige proefsleuvenonderzoek in werkput 20, zal zich in de directe omgeving (ca. 100-200 m afstand) op de oever bewoning hebben plaats gevonden. Deze vindplaats bevindt zich waarschijnlijk direct op de (rand van de) hoge kronkelwaardrug ten zuiden van de restgeul, of behoort bij vindplaats 3 en/of op de hoge kronkelwaardrug ten noord(west)en van de restgeul bij de aansluiting naar De Mare - gelegen buiten het plangebied. Vanwege de lage score van de waardering heeft het onderzochte gebied het predicaat “niet behoudenswaardig” gekregen. ADC ArcheoProjecten adviseert dan ook om vrijwel alle onderzochte gebieden vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Alle aangegeven veronderstelde vindplaatsen zijn door middel van een of meerdere proefsleuven onderzocht en daarbij zijn geen sporen of andere archeologische indicatoren aangetroffen. Ook al leverden de sleuven (werkput 21, 27, 26, 23 en 25) aan de grenzen van vindplaats R1 geen archeologische resten op en worden de sleuven laag gewaardeerd, is er in dit geval echter wel een mogelijkheid dat zich binnen het gebied tussen de sleuven en dan vooral aan de noordzijde van het in rood aangegeven gebied (de al bekende vindplaats 3) toch archeologische resten kunnen bevinden. ADC ArcheoProjecten adviseert dan ook dit gebied niet verder te ontwikkelen maar te behouden, samen met vindplaats 3 (dwz geen gravende werkzaamheden). Daarnaast wordt opgemerkt dat de grens aan de west- en de zuidwestzijde van deze vindplaats alleen op grond van het booronderzoek van RAAP uit 2000 is vastgesteld. De proefsleuven uit 2010 zijn niet buiten het in rood aangegeven gebied aangelegd.
Aangezien de omliggende vindplaatsen worden vrijgegeven, is de grens van het te behouden gebied tot aan deze grenzen doorgetrokken.
