In opdracht van de gemeente Wijchen heeft RAAP op 28 en 29 december 2016 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met de voorgenomen verlaging van een perceel in de gemeente Wijchen. Het doel van dit onderzoek was vast te stellen of binnen het plangebied sprake is van behoudenswaardige archeologische resten die bedreigd worden door de geplande graafwerkzaamheden.
Tijdens het onderzoek is circa 7,2% van het plangebied door middel van proefsleuven onderzocht.
In het zuiden van het plangebied zijn paalkuilen en greppels gevonden. In het zuidoostelijke deel van het plangebied is waarschijnlijk een huisplattegrond aangesneden. De vondsten die zijn aangetroffen (handgevormd aardewerk, vuursteen en natuursteen) dateren typologisch gezien in de ruime periode Laat Neolithicum t/m Romeinse tijd, waarbij materiaal uit de vroegste periode (Laat Neolithicum en Bronstijd) het duidelijkst vertegenwoordigd is. Het grootste spoor, dat bovendien het merendeel van het vondstmateriaal bevat, betreft een depressie of laagte. Deze depressie bevat gelaagde humeuze pakketten met daartussen een stuifzandlaagje. Zowel ten noorden als ten zuiden van de depressie liggen paalkuilen. Opmerkelijk is dat deze paalkuilen ten zuiden van de depressie in een rij, parallel aan de depressie liggen.
Op grond van de waardering van het terrein volgens de KNA 4.0 is geconcludeerd dat in een deel van het plangebied sprake is van behoudenswaardige archeologische resten. De aanwezigheid van een depressie met veel vondstmateriaal is in potentie een bron voor veel informatie over het gebruik van het landschap en over de materiele cultuur van de bewoners van erven aan de rand daarvan. Ten aanzien van twee zones in zuiden van het plangebied (ca. 4.930 m²) is daarom aanbevolen om de archeologische resten in situ te behouden door de bodemingrepen te beperken tot maximaal 0,3 m -Mv en, indien dit niet mogelijk is, vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een archeologische opgraving.