Tijdens het veldonderzoek blijkt dat de bodem bestaat uit een sterk gevlekte, humeuze bovengrond met onder meer baksteenresten. De opgeboorde bovengrond is minimaal 50 cm en maximaal 120 cm dik en gaat of geleidelijk via een 10 cm dikke menglaag of abrupt over in het onderliggende, ongeroerde dekzand. Eén boring is gestaakt op een met de hand ondoordringbare laag. Bij het uitgraven van deze boring tot een put is te veronderstellen dat muurwerk is aangetroffen. In de overige boringen zijn archeologische resten aangetroffen in de vorm van baksteen en keramiek. De resten dateren uit de nieuwe tijd, maar een enkel aangetroffen fragmentje roodbakkend aardewerk kan theoretisch dateren uit de late middeleeuwen.