Plangebieden Watercompensaties A6 te Lelystad en Swifterbant, gemeenten Lelystad en Dronten; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

In opdracht van Heijmans Infra B.V. heeft RAAP in juli-september 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor drie plangebieden te Lelystad en Swifterbant in de gemeenten Lelystad en Dronten. Dit onderzoek vond plaats in het kader van de voorgenomen aanleg van watercompensaties langs de A6 in het Visvijverbos (Lelystad) en nabij de afslag Swifterbant in de gemeente Dronten. De maximale ontgravingsdiepte is op circa 2 m –mv gesteld. Het onderzoek vond plaats in het kader van aanvragen voor een omgevingsvergunning en ontgrondingsvergunning. Het huidige onderzoek komt voort uit twee bureauonderzoeken, die in het kader van het voorgenomen onderhoud van de A6 zijn uitgevoerd (Kroes, 2019; Schute, 2020).

Archeologische verwachting Op basis van de bureauonderzoeken bestond de volgende archeologische verwachting: Voor hoger liggende delen van het pleistocene landschap (zoals dekzandruggen of andere opduikingen) bestond een middelhoge-hoge archeologische verwachting voor bewoningssporen vanaf het paleolithicum. Er werd verwacht dat het dekzandlandschap vooral in het meest oostelijk gelegen plangebied nabij de afslag Swifterbant relatief ondiep onder het maaiveld zou liggen (mogelijk binnen 1,5-2 m –mv).

Voor de oeverwallen van het holocene geulensysteem (Laagpakket van Wormer) bestond een hoge archeologische verwachting voor het neolithicum en met name de Swifterbant -cultuur. Zulke hoger liggende geomorfologische eenheden werden in de plangebieden vanaf 2 m –mv verwacht. Voor de veenlandschappen die respectievelijk het dekzand (Basisveen) en Laagpakket van Wormer (Hollandveen) afdekken bestond een lage archeologische verwachting. Voor de bodems van het Flevomeer, het Almere, de Zuiderzee en het IJsselmeer bestaat een lage archeologische verwachting voor bewoningsresten. In deze afzettingen zouden bijvoorbeeld wel scheeps- of vliegtuigwrakken kunnen worden aangetroffen.

Resultaten verkennend archeologisch booronderzoek De twee landschappen waarvoor een middelhoge-hoge archeologische verwachting bestonden liggen (aanzienlijk) dieper dan verwacht. In het Visvijverbos te Lelystad duiken oeverafzettingen maximaal tussen 310 en 510 cm –mv op. Nabij de afslag Swifterbant in de gemeente Dronten zijn zulke mogelijke afzettingen in een enkele boring vanaf 460 cm –mv aangetroffen. Hoewel de kreekoeverafzettingen in de meeste boringen worden afgedekt door Hollandveen en een intact bodemprofiel hebben, zijn in deze afzettingen geen laklagen/vegetatiehorizonten en/of archeologische indicatoren waargenomen. Desondanks blijft op basis van de intacte bodemprofielen van de oeverafzettingen de middelhoge-hoge archeologische verwachting voor het neolithicum bestaan.

In het Visvijverbos is het dekzandlandschap niet binnen de maximale boordiepte van 600 cm –mv aangeboord. Er kunnen op basis van het huidige onderzoek geen uitspraken worden gedaan of het dekzandlandschap in de onderzochte zones in het Visvijverbos intact is en tekenen van podzolering vertoont. Het ligt in de lijn der verwachting dat het dekzand niet veel dieper dan 10,5-11 m –NAP in het Visvijverbos aanwezig zal zijn. In de onderzochte zone nabij de afslag Swifterbant duikt het dekzandlandschap weliswaar hoger op (vanaf 460-480 cm –mv; 8,9-9,2 m –NAP), maar minder hoog dan op basis van het bureauonderzoek werd verwacht. Het dekzand in dit deelgebied vormde een relatief laaggelegen deel van het pleistocene landschap. De top van het dekzand wordt afgedekt door Basisveen en vertoont verspoelingsverschijnselen en geen duidelijke podzolering. In het dekzand zijn geen archeologische indicatoren waargenomen. De archeologische verwachting voor zulke lager gelegen delen van het dekzandlandschap (dat ten oosten van het plangebied naar verwachting wel relatief steil omhoog komt) is relatief laag. De archeologische verwachting voor het dekzand in het deelgebied in de gemeente Dronten kan op basis van deze resultaten naar beneden worden bijgesteld.

Voor de overige aangetroffen ‘landschappen’ bestaat een lage archeologische verwachting voor bewoningsresten. Dit betekent niet dat hierin geen archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Zo zouden in het veenlandschap sporen en resten die met jacht of visserij in verband kunnen worden aangetroffen, terwijl in de natte landschappen van het Flevomeer, het Almere en de Zuiderzee mogelijk scheepswrakken kunnen worden gevonden. Zulke activiteiten of fenomenen zijn echter zeer lastig middels een booronderzoek op te sporen.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt de kans gering dat tijdens de gespecificeerde werkzaamheden in de onderzochte deelgebieden archeologische resten bedreigd worden.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xah-wtwg
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-8y-o5xd
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:201057
Provenance
Creator Peeters, D.
Publisher RAAP Archeologisch Adviesbureau BV
Contributor RAAP Archeologisch Adviesbureau BV
Publication Year 2021
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; .csv; .GeoJson
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.525 LON, 52.552 LAT); Netherlands; Swifterbant; Dronten; Lelystad; Flevoland