Tijdens het onderzoek op het terrein van het voormalige Verpleeghuis Margriet is gebleken dat – ondanks de grootschalige ingrepen in de bodem vanaf de late 19e eeuw – nog talrijke archeologisch relevante sporen bewaard gebleven zijn. Wel moet opgemerkt worden dat veel sporen zeer fragmentair zijn geconserveerd, waardoor deze slechts beperkt inzicht geven in de ruimtelijke ontwikkeling van het onderzoeksterrein vanaf circa 1000 voor Chr. De oudste sporen betreffen kringgreppels en kuilen uit de late bronstijd en/of vroege ijzertijd. Veel jonger zijn twee segmenten van een gracht, waarvan vermoed wordt dat deze de Bataafse hoofdplaats in de laatste decennia voor het begin van de jaartelling omgaf. Uit de Claudisch–Neronische tijd (41–68 na Chr.) stammen sporen die duidelijk maken dat dat de Bataafse hoofdplaats zich in die tijd uitstrekte tot het onderzoeksterrein. Na de Bataafse Opstand in 69–70 maakte het terrein tot aan het begin van de 2e eeuw deel uit van
de canabae legionis, die rond de legerplaats van het Tiende Legioen lag. In de 4e en eerste helft van de 5e eeuw werd het noordoostelijke deel van het onderzoeksterrein gebruikt voor begravingen. In de tweede helft van het jaar 1702 of kort daarna werd direct ten noorden van het onderzoeksterrein Lunet Hoenderberg (of Hunnerberg) aangelegd. Hiervan zijn in de oudere opgravingen op het terrein resten aangetroffen. Aan het einde van de 19e eeuw rukte de bebouwing van Nijmegen in oostelijke richting op, en werd de eerste steen van het gebouwencomplex gelegd van wat later Verpleeghuis Margriet zou gaan heten.