Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. karterende boringen Watervoorziening Eemshaven, gemeenten Appingedam en Delfzijl

Antea Group projectnummer: 410134

In november 2019 heeft Antea Group een karterend archeologische booronderzoek (IVO-O, conform BRL4000, protocol 4003) uitgevoerd. Het uitgevoerde onderzoek betreft een deels verkennend en deels karterend booronderzoek en volgt op een eerder uitgevoerd bureauonderzoek (BRL4000, KNA protocol 4002) en een verkennend booronderzoek (BRL4000, KNA protocol 4003).

Resultaten Over het algemeen is mate van bodemverstoring gering te noemen, alleen in zone E zijn enkele boringen aan te wijzen die een opgebrachte dan wel zwaar verstoorde bovengrond vertonen van tot >1 m- mv (boringen 1328a-1331a). Op de kwelderwal bij Losdorp bestaat het grondgebruik uit akkers, wat resulteert in een ploegvoor van circa 0,5 m –mv. Deze kwelderwal is herkenbaar in de boringen, maar vertoont nergens een intacte top. Dit is overigens niet het resultaat van verploeging, maar vooral van natuurlijke erosie door stormvloeden, wat ook blijkt uit de zandige niveaus aan de onderzijde van de overstromingsklei en de vermoede overslaggrond in enkele boringen die achter de kwelderwal gelegen zijn. Vergelijkbaar zijn ook de vermoede kreekbeddingen in boringen 1333d, 1335a en 1340a afgetopt.

In het bureauonderzoek waren geen concrete aanwijzingen voor vindplaatsen, afgezien van de Spoorwierde bij Tjamsweer, maar er was wel een verwachting uitgesproken voor vindplaatsen bestaande uit overslibde (en daardoor onbekende en niet aan het maaiveld herkenbare) wierden of woonplaatsen op kwelderwallen, oeverwallen of inversieruggen van verzande getijdegeulen. De inversieruggen zijn in zekere zin aangetroffen in de vorm van verzande kreken, zonder oeverwallen en met een geërodeerde top, echter zonder aanwijzingen voor bewoning of bewoonbaarheid en ook zonder oeverwallen. Mogelijk waren deze kreekbeddingen voor bewoning ook te smal. Dat laatste gold zeker niet voor de kwelderwal bij Losdorp die blijkens dorpjes als Spijk en Godlinze al rond de jaartelling werd bewoond. Op de onderzochte locatie zijn geen aanwijzingen voor bewoning op de kwelderwal. Ook de vermoede overslaggrond direct achter de kwelderwal heeft een gerijpt niveau en kan (bijvoorbeeld ter plaatse van boringen 1427-1429 in de verkennende fase) mogelijk de basis vormen voor een woonplaats.

Er zijn tijdens het veldonderzoek (karterende boringen) geen nieuwe vindplaatsen aangetroffen: in geen van de boringen zijn lagen gevonden met de uiterlijke kenmerken die hiervoor kenmerkend (kunnen) zijn, zoals plaggenophoging, tuingrond, etc.

Selectieadvies Het uitgevoerde onderzoek betrof een verdichtend booronderzoek door middel van karterende boringen op plaatsen waar de bodemsituatie of intactheid hiertoe aanleiding gaven. Op de onderzochte plaatsen zijn geen indicaties aangetroffen voor de aanwezigheid van vindplaatsen. Er zijn geen directe indicatoren voor menselijke bewoning zoals archeologisch vondstmateriaal (aardewerk, houtskool e.d.) en geen archeologische lagen aangetroffen. Evenmin zijn er landschappelijke (ondergrondse) elementen aangetroffen die de eventuele aanwezigheid van een vindplaats ondersteunen, afgezien van enkele onbekende zandlichamen die vermoedelijk verzande kreken betreffen. Ook deze vertoonden geen intacte top (verspoeld door latere overstromingen) en geen archeologische niveaus. De kans op archeologische resten in het plangebied wordt op basis van het uitgevoerde onderzoek vrij gering geacht en we adviseren het plangebied vrij te geven, met uitzondering van de zone rondom boringen 1427-1429 in gemeente Delfzijl waar op basis van de verkennende boringen reeds een proefsleuvenonderzoek was aanbevolen.

Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: telefoon 033-4217456). Een vondstmelding bij de gemeente kan ook.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-23p-7qs5
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-6f-54u4
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:157896
Provenance
Creator Fens, RL
Publisher Antea Group, Heerenveen
Contributor Fens, RL; RL Fens (Antea Group)
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.820 LON, 53.310 LAT); Netherlands; provincie Groningen; gemeenten Appingedam en Delfzijl; Appingedam en Delfzijl