Grasmat VVL in 's-Heerenberg

KSP Archeologie heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase (IVO-(O)verig); booronderzoek) uitgevoerd voor de locatie “Nieuwbouw op grasmat van VVL” tussen de Trambaan, Veenseweg, Antoniusstraat, Oude Kapelstraat en De Koppelpaarden te ’s-Heerenberg en Lengel (gemeente Montferland). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een bestemmingsplanwijziging voor de nieuwbouwplannen van een woonwijk.

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Op basis van de landschappelijke ligging op een gordeldekzandrug heeft het westen van het plangebied een hoge verwachting voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum als voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) en een lage verwachting voor huisplaatsen uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe Tijd. Het lager gelegen oostelijke deel van het plangebied heeft een lage verwachting voor dergelijke resten, maar hier kunnen bij een niet-verstoorde bodemopbouw wel off-site resten worden verwacht die samenhangen met de nederzettingen of grafvelden die reeds zijn aangetroffen op de gordeldekzandruggen ten westen en ten zuidoosten van het plangebied. Daarnaast geldt voor het oostelijke deel een specifieke verwachting voor zogenaamde vindplaatsen in ‘natte context’ ouder dan de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw).

Vervolgens is deze verwachting getoetst door middel van een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Uit het booronderzoek is gebleken dat binnen het westelijke deel van het plangebied de bodem bestaat uit een plaggendek, die is verploegd met de Bs-horizont van een podzolbodem dan wel met het zand van de C-horizont. De natuurlijke afzettingen maken onderdeel uit van een daluitspoelingswaaier en niet van een gordeldekzandrug, zoals op grond van het bureauonderzoek werd verwacht. Binnen het oostelijke deel van het plangebied bestaat de bodem grotendeels uit een in één of enkele keren opgebracht plaggendek, die aan de onderzijde is verploegd met een sterk siltige tot matig zandige klei van de C-horizont. Voor zover er een poldervaaggrond aanwezig is geweest, is deze verploegd met het opgebrachte plaggendek. Op een dieper niveau vanaf 13,40 tot 14,10 m +NAP is een vorstvaaggrond aangetroffen in de zandige daluitspoelingswaaier dan wel hellingafspoelingen, die in enkele boringen was verploegd, wat op menselijke activiteit in het verleden duidt. Onder de zandige daluitspoelingswaaier dan wel hellingafspoelingen is vaak een leemlaag aangetroffen met daaronder fluviatiel dan wel hellingafspoelingszand. Op basis hiervan is de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum voor het westelijke deel van het plangebied bijgesteld naar laag en blijft de lage verwachting voor het oostelijke deel gehandhaafd. De hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) blijft voor het westelijke deel van het plangebied gehandhaafd evenals de lage verwachting voor het oostelijke deel. De resultaten van het booronderzoek geven geen aanleiding om de lage verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd voor zowel het westelijke als het oostelijke deel van het plangebied bij te stellen. Wel kunnen in het oostelijke deel off-site sporen aanwezig zijn die samenhangen met eventueel aanwezige vindplaatsen in het westelijke deel van het plangebied. Het booronderzoek geeft geen aanleiding om de specifieke verwachting voor zogenaamde vindplaatsen in ‘natte context’ voor het oostelijke deel van het plangebied ouder dan de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) bij te stellen.

Op basis van de diepteligging van het potentiële archeologische niveau wordt door KSP Archeologie vervolgonderzoek aanbevolen bij bodemingrepen dieper dan 60 cm beneden maaiveld in het westelijke deel van het plangebied en dieper dan 50 cm in het oostelijke deel van het plangebied. Er bestaat een kans bestaat dat naast nederzettingssporen ook begravingen binnen vooral het westelijke deel van het plangebied begravingen aanwezig kunnen zijn. Begravingen kunnen niet door middel van een karterend booronderzoek kunnen worden opgespoord. Daarom adviseert KSP Archeologie een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het westelijke en oostelijke deel van het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x3v-4qc3
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-g8-fxhz
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:241805
Provenance
Creator Schorn, E.A.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Schorn, E.A.; drs E.A. Schorn (KSP Archeologie)
Publication Year 2022
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.267 LON, 51.881 LAT); ’s-Heerenberg/Lengel. Trambaan, Veenseweg, Antoniusstraat, Oude Kapelstraat, De Koppelpaarden; Montferland; Gelderland