Derde ontsluitingsweg, gemeente Edam-Volendam

DOI

In opdracht van de gemeente Edam-Volendam heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoekuitgevoerd voor het plangebied 3Ontsluitingsweg in Edam (gemeente Edam-Volendam). In het plangebied zal een weg worden aangelegd tussen de N244 en de Dijkgraaf Poschlaan. Ook zal een waterberging gegraven worden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.Het bureauonderzoek bestond uit zes onderdelen (KNA-specificaties LS01 t/m LS06). In de eerste vier onderdelen zijn de volgende werkzaamheden verricht: - afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik - beschrijving van de huidige situatie - beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen - beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens Op grond van deze onderdelen werd een gespecificeerde verwachting van het gebied opgesteld (specificatie LS05). Hierin werd verwoord of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht.In het plangebied kunnen meerdere archeologische niveaus verwacht worden. Eventuele resten uit de Late Middeleeuwen worden verwacht in de top van het veenpakket, langs de randen van de IJe en de Blok Gouw, de zogenaamde ontginningsassen. Archeologische resten uit deze periode worden verwacht in een gebied van 75 m aan weerszijden vanaf het midden van de ontginningsas. Eventuele resten uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen verwacht worden in veraarde laagjes in het veenpakket. De kans hierop is echter klein, aangezien geen vondsten uit deze perioden bekend zijn uit de omgeving van het plangebied en omdat het plangebied waarschijnlijk te nat was voor bewoning. Naar verwachting zullen onder het veenpakket wadafzettingen aanwezig zijn, daterend uit het Neolithicum. Indien dit inderdaad het geval is, worden in dit niveau geen archeologische resten verwacht, omdat wadafzettingen ongeschikt zijn voor bewoning. Indien in plaats van wadafzettingen kwelderafzettingen aanwezig zijn, kunnen wel resten verwacht worden uit het Neolithicum. Tijdens het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum was in het plangebied geen sprake van open water en was het gebied geschikt voor bewoning. Op het pleistocene zandpakket en op het Basisveen kunnen resten aanwezig zijn uit deze periode. Gezien de grote diepte (meer dan 15 m -mv) waarop deze niveaus voorkomen, is hierover echter niets bekend.Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen. Dit verkennend booronderzoek dient plaats te vinden in twee stroken van 150 m breed ter hoogte van de IJe en de Blok Gouw, in een gebied van in totaal ca. 11 ha. Naar verwachting zullen 55 boringen nodig zijn. De boringen worden gezet in een 40x50 m grid met een 7 cm Edelmanboor tot minstens 50 cm in de top van het veenpakket. Eén op de tien boringen zal worden doorgezet tot in de afzettingen van de Formatie van Naaldwijk onder het veenpakket om te bepalen of veraarde laagjes in het veen aanwezig zijn en om de aard van de afzettingen van de Formatie van Naaldwijk vast te stellen. Wanneer uit het booronderzoek geconcludeerd wordt dat er een gerede kans is op archeologische resten in het niet door boringen onderzochte deel van het plangebied, kan ervoor gekozen worden de oppervlakte van het onderzoeksgebied in een later stadium te vergroten. Wanneer de bodem tot meer dan 15 m -mv vergraven zal worden, adviseert ADC ArcheoProjecten om in de delen waar de bodem tot deze diepte vergraven wordt, een verkennend booronderzoek uit te voeren, waarmee bepaald wordt in hoeverre de top van het pleistocene zand intact is gebleven. Aangezien hierbij tot meer dan 15 m -mv geboord dient te worden, wordt geadviseerd hierbij gebruik te maken van mechanische Aqualockboringen. De boringen dienen gezet te worden tot minstens 25 cm in de top van het dekzand. Het verdient aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zmn-9chq
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zmn-9chq
Provenance
Creator J. Holl; R.M. van der Zee
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J.W. Beestman; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2020
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact J.W. Beestman (ADC)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 1369850; 8633; 8205; 798; 3631
Version 1.0
Discipline Humanities