In de periode september/oktober 2009 is in opdracht van Van Wijnen Recreatiebouw B.V. door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd op een locatie in het Landal Greenparks bungalowpark 'Hoog Vaals' te Vaals, gemeente Vaals (Limburg). De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de toekomstige uitbreiding van het park. De plannen voor het gebied bestaan uit het verwijderen van buitenzwembaden en de nieuwbouw van 25 vakantiewoningen plus de aanleg van enkele wadi's. Bij de ruimtelijke onderbouwing in het kader van de vrijstelling van het bestemmingsplan dienen ook de eventueel aanwezige archeologische waarden in het gebied te worden onderzocht. Een archeologisch onderzoek dat in het kader van ruimtelijke onderbouwing plaatsvindt, past als onderzoeksstrategie binnen de zogenaamde Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Deze cyclus wordt toegelicht in bijlage 2. Doel van het onderhavige onderzoek is het opstellen van een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel en het formuleren van aanbevelingen voor de wijze waarop met eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan. Het gespecificeerde verwachtingsmodel zal vervolgens worden getoetst door middel van een veldonderzoek. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek, werd er rekening mee gehouden dat binnen het plangebied mogelijk archeologische resten aanwezig zouden kunnen zijn uit de periode van het Paleolithicum tot en met het heden, maar met name (in vooral het zuidelijke deel van het plangebied) archeologische resten uit de Romeinse tijd die samenhangen met een Romeins villacomplex. Daarnaast werd er rekening mee gehouden dat het bodemprofiel als gevolg van erosie en/of colluviumvorming, de aanleg van kabels en leiding, zwembaden en vakantiebungalows, ernstig zou zijn verstoord. Delen van het plangebied zijn om deze reden al vrijgesteld voor archeologisch veldonderzoek. Het veldonderzoek heeft inderdaad aangetoond dat er binnen het plangebied ten eerste sprake is van een aanzienlijke bodemverstoring. Dit geldt vooral voor het zuidelijke deel van het plangebied, waar tijdens het veldonderzoek bleek dat hier 4 tracés met kabels en leidingen aanwezig zijn, waardoor het bodemprofiel ernstig is verstoord. Daarnaast bleek dat er in de ondergrond twee betonnen constructies aanwezig zijn (op een diepte van vermoedelijk meer dan 2,0 m - mv), en dat deze zone ook bedekt is met een opgebrachte laag grond. Op grotere diepte is sprake van onverstoorde löss afzettingen. Deze afzettingen komen in de rest van het plangebied dichter aan het oppervlak voor. Daarnaast is er binnen het plangebied sprake van erosie/colluviumvorming, waardoor ook natuurlijke verstoring van de ondergrond heeft plaatsgevonden. Al met al kan hierdoor gesteld worden dat eventueel aanwezige archeologische waarden zullen zijn aangetast of verstoord. Minder aannemelijk is dat (resten van) eventueel aanwezige archeologische waarden pas op grotere diepte aanwezig zijn, en dientengevolge niet worden aangetast door de geplande grondwerkzaamheden. Tenslotte zijn tijdens het karterende veldonderzoek géén archeologische waarden aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een Romeinse villacomplex dan wel een oudere (of jongere) vindplaats. Vanwege de bovenstaande redenen wordt de aanwezigheid van een (intacte) archeologische vindplaats dan ook laag ingeschat. Selectieadvies Op basis van de resultaten van de bureaustudie en het karterende booronderzoek, wordt de kans op de aanwezigheid van een (intacte) archeologische vindplaats laag ingeschat. Daarom wordt aanbevolen om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven en geen nader archeologisch onderzoek in de vorm van een begeleiding uit te (laten) voeren. Advies voor vervolgonderzoek Geadviseerd wordt om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven en geen nader archeologisch onderzoek uit te (laten) voeren. De bovenstaande conclusies en aanbevelingen zijn afhankelijk van het oordeel van het bevoegd gezag, in deze de gemeente Vaals. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt, telefoon 033-4227682. Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.