Dit onderzoek betreft een archeologisch onderzoek van een archeologisch monument, het kadastrale perceel Noorddijk sectie F nummer 482. Na eerder geofysisch onderzoek in 1997 is, naar aanleiding van de resultaten, besloten om een verder inventariserend onderzoek te doen door middel van proefsleuven. Dit vervolgonderzoek startte op 18 augustus 1997.
Het onderzoek betreft een sparende inkijkoperatie, een kwalitatief vooronderzoek, om inzicht te krijgen in substantiële delen van het kloosterterrein. Dit onderzoek diende zich vooral te richten op onderdelen als muren en funderingen, de gracht en de begraafplaats.
Conclusie
De oppervlakte-inspectie leverde veel Middeleeuws vondstmateriaal op in de vorm van kogelpotscherven en fragmenten van kloostermoppen. De weerstandsmetingen die werden uitgevoerd door RAAP gaven een min of meer rechthoekige structuur aan in het terrein, die echter niet met de massieve funderingen kon worden geassocieerd.
Uit de 20 boringen bleek dat onder de bouwvoor over het hele terrein puin en cement in een matrix van grijs/zwarte klei zit en op een diepte variërend van ca. 50 tot 70 cm onder het maaiveld dagzoomt een terp die zich over het hele terrein in de ondergrond bevindt.
In sleuf 2 werd een dagzomende terp en een ovenvloertje, middeleeuws aardewerk, metaal en botmateriaal aangetroffen. In sleuf 3 is per toeval een complete begraving gevonden. Het skelet, bijgenaamd Charlie, is in goede conditie. Het is daarom waarschijnlijk dat het grafveld in zijn geheel goed is geconserveerd.
In de onmiddellijke nabijheid bevond zich meer menselijk botmateriaal. Het is verontrustend dat deze menselijke resten zo dicht onder het maaiveld liggen. De breuken in de schedel en bovenarmen van 'Charlie' zijn veroorzaakt door druk van landbouwwerktuigen. Het terrein zou met zorg moeten worden beheerd om verdere beschadigingen te voorkomen.