Eindrapportage archeologisch vooronderzoek (17414.004) Loenenseweg 6 te Beekbergen

Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen (Laat-Paleolithicum t/m Midden-Neolithicum), een hoge verwachting voor de perioden Laat-Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en een middelhoge verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het plangebied ligt namelijk binnen een glooiing van hellingafspoelingen en daarmee aan de voet van de stuwwal op de overgang naar de naar het noordoosten toe verder aflopende daluitspoelingswaaiers. Een dergelijke gradiëntzone was gunstig voor tijdelijke bewoning door Jagers-Verzamelaars, echter zijn er geen directe aanwijzingen dat in de omgeving van het plangebied een waterloop heeft gelegen. Voor Landbouwers had het plangebied ook een gunstige ligging, waarbij de mineralogisch rijkere bodems op de hellingafspoelingen/daluitspoelingswaaiers geschikt waren voor het verbouwen van gewassen. Vindplaatsen van Landbouwers zijn ook meer bekend in de omgeving van Beekbergen. Een binnen het onderzoeksgebied aanwezig urnenveld geeft ook aan dat er in de omgeving laatprehistorische bewoningsplaatsen kunnen worden verwacht. Gedurende de Nieuwe tijd en waarschijnlijk ook al tijdens de Late-Middeleeuwen behoort het plangebied tot de Enk van Beekbergen (oud-bouwlandcomplex), waar vermoedelijk al eeuwenlang potstalbemesting heeft plaatsgevonden. Bewoners van Beekbergen woonden voornamelijk aan de Dorpstraat, ten noordwesten en noorden van het plangebied.

Resultaten inventariserend veldonderzoek De resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) bevestigen de aanwezigheid van een plaggendek/oud-bouwlanddek. Het plaggendek is gemiddeld 70 cm dik en hieronder is nog een gedeelte van een van nature gevormde holtpodzolbodem/bruine bosgrond aanwezig, in de vorm van nog een restant van de verwerings/verbruinings-Bws-horizont, dan wel direct een overgangs-BC-horizont. Vanaf gemiddeld 90 cm -mv bevindt zich de C-horizont en deze bestaat uit grindhoudend zand dat slecht gesorteerd is en scherp aanvoelt. Dit zijn typische kenmerken voor hellingafzettingen/daluitspoelingswaaierafzettingen, die op grond van de lithologie niet van elkaar kunnen worden onderscheiden. De oorspronkelijke minerale bovenlaag (A-horizont) en een gedeelte van de Bws-horizont van de holtpodzolbodem/bruine bosgrond zal waarschijnlijk door verploeging zijn opgenomen in de onderzijde van het plaggendek. Eventueel hierin aanwezig archeologisch vondstmateriaal zal hierbij zijn opgenomen in het plaggendek. Wel is duidelijk dat het archeologisch potentiële sporenniveau nog merendeels intact aanwezig is. Archeologische sporen, indien aanwezig, zullen meest zichtbaar zijn in de BC- en op de overgang naar de C-horizont, op een diepte van 80-100 cm -mv. Recente verstoringen beperken zich tot het bovenste deel van het plaggendek. Waarschijnlijk gaat het om oppervlakkige verstoringen uitgevoerd tijdens de inrichting van het plangebied als siertuin.

Conclusie Geconcludeerd wordt dat, vanwege de merendeels intacte oorspronkelijke bodemopbouw (geen diepgaande recente bodemverstorende ingrepen waargenomen), het plangebied zijn middelhoge tot hoge verwachting behoudt op het voorkomen van archeologische resten en/of sporen vanaf het begin van het Laat-Paleolithicum.

Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Er is namelijk sprake van een merendeels intacte bodemopbouw. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek gericht op de locatie van de nieuwbouw zal gaan plaatsvinden. Wanneer er behoudenswaardige archeologie wordt aangetroffen, kan gekozen een doorstart te maken naar een definitieve opgraving (DO). Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid (gemeente Apeldoorn) goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) te zijn opgesteld, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.

Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is alleen mogelijk als er archeologie-vriendelijk gebouwd wordt door niet dieper te ontgraven dan 40 cm onder het huidige maaiveld (bijvoorbeeld door het plangebied op te hogen waar de nieuwbouwwoning zal worden gerealiseerd). In de praktijk zal dit lastig uitvoerbaar zijn, gezien de wens te gaan bouwen op de vaste ondergrond (‘bouwen op geel zand’).

De toekomstige inrichting behelst de nieuwbouw van in totaal vier woningen (zie bijlage 4), waarvan drie woningen ter plaatse van het ten noordwesten aangrenzende terreindeel (aan het Notaris Feithpad). Voor dit terrein is op basis van de resultaten van een in 2011 uitgevoerd prospectief onderzoek al aangegeven dat vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk is. Het advies is dan ook om zowel het Programma van Eisen als het proefsleuvenonderzoek voor de vier toekomstige woonpercelen op te stellen/uit te voeren (binnen een oppervlakte van 3.092 m², zie figuur 19).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2cz-e3hz
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-wj-0ljy
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:230671
Provenance
Creator Broeke, EMILE ten
Publisher Econsultancy
Contributor Broeke, EMILE ten; ir. Emile ten Broeke (Econsultancy)
Publication Year 2021
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.011 LON, 52.158 LAT); Netherlands