Deze jongen, van wie beide ouders overtuigd communist waren, bezocht de MULO op de Amsterdamse Overtoom en werd op 10 september 1948 opgeroepen voor de dienstplicht in Amersfoort. Vanuit zijn opvoeding zat hij als een bok op de haverkist als het om het naleven van de krijgsreglementen ging en hij lag goed in de groep. Hij sprak consequent over Indonesië in plaats van Nederlands-Indië, met de nodige wrijving met andersdenkenden tot gevolg. Op 2 februari 1949 vertrok hij met het De Grote Beer naar Indonesië, waar hij geplaatst werd te Madioen. Vanaf hier vervolgt hij zijn verhaal over de strijd, waarbij doden vielen, fouten gemaakt werden en de spanning over en weer zo hoog opliep dat zelfs na terugkeer jongens zelfmoord hebben gepleegd.