Klooster Klaarkamp, Rinsumageest

‘Tmeeste ende tgrootste van alle cloisteren, wel begraven mit wyden graften’ zo wordt het bij het Friese Rinsumageest gelegen Cistercienzerklooster Klaarcamp in een uit 1468 daterend spionagerapport aan Karel de Stoute omschreven. Deze beschrijving weerspiegeld de indruk die het kloostercomplex op bezoekers van dit deel van Friesland in de Middeleeuwen moet hebben gemaakt. Het uit baksteen opgetrokken kloostercomplex torende op een 3-4 m hoge terp ruim boven de omgeving uit en was in de late 12e eeuw een van de eerste bouwwerken uitgevoerd in dit bouwmateriaal. Het complex werd omgeven door een dubbele omgrachting met wallen. Poorten markeerden de toegangen tot het complex. In de loop van de Middeleeuwen wist het klooster een grondbezit van meer dan 4.000 ha op te bouwen. Landerijen en boerderijen lagen verspreid over heel Noordelijk Oostergo, van Leeuwarden tot aan Schiermonnikoog. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog, rond 1580, kwam een einde aan het kloostercomplex. Op last van de Staten van Friesland werd het complex ontmanteld, waarbij de opstallen werden gesloopt, de wallen geslecht en de grachten gedempt. Een van de redenen voor sloop was dat men vreesde dat het complex door Spaanse troepen zou worden gebruikt als vesting. Hier wraakte zich het weerbare karakter van het voormalige kloostercomplex. Vanaf 1858 viel de terp waarop het klooster lag ten prooi aan terpafgavingen. Tot 1942 werden vele tonnen vruchtbare terpaarde afgegraven en afgevoerd. Tijdens de afgravingen konden in de periode 1939-1941 door A.E. van Giffen opgravingen worden gedaan. Met het opruimen van de resten van het klooster verdween evenwel niet de belangstelling voor het complex. Klaarkamp staat nog steeds in de belangstelling van velen. Dit geldt niet alleen voor (bouw)historici en archeologen, maar vooral voor inwoners van de gemeente Dantumadeel. Dit heeft onder andere geleid tot de oprichting van de Stichting Klooster Claerkamp. Deze stichting beijvert zich al jaren om het kloosterverleden zicht- en beleefbaar te maken.
In 2008 is het zuidelijke deel van het kloostercomplex aangewezen als archeologisch rijkmonument. De resultaten van de opgravingen van Van Giffen, gecombineerd met het feit dat complex een belangrijk ‘lieu de memoire’ is, vormden de basis hiervoor. In september 2010 is een waarderend onderzoek uitgevoerd op het noordelijke terreindeel en zijn enkele sleuven gegraven op het zuidelijke deel. Het archeologische onderzoek komt deels voort uit vragen vanuit de gemeente Dantumadeel en de provincie Frylân ten aanzien van randvoorwaarden voor eventuele toekomstige inrichtingsmaatregelen, en anderzijds uit de vraag naar de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van het noordelijke terreindeel in verband met een mogelijk uitbreiding van het beschermde areaal. Het onderzoek heeft uitgewezen dat zich in het noordelijek terreindeel verschillende grondsporen bevinden, waaronder greppels/sloten, grachten, kuilen en funderingsresten, daterend uit de kloosterperiode en de periode daarna. Deze sporen hangen waarschijnlijk samen met bebouwing op en het gebruik van dit terreindeel. De sporenconcentratie wordt begrensd door een 17 m brede gracht. Deze gracht is, evenals enkele andere, ook aan de zuidzijde gevonden. De door Van Giffen gedocumenteerde resten van de kloostergebouwen zijn niet meer aanwezig. Wat resteert zijn met afbraakpuin opgevulde sporen. Verder bevinden zich hier grondsporen en terplagen uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen. Alle sporen komen direct onder de bouwvoor tevoorschijn. Aan de zuidwestzijde zijn enkele grachten gevonden waarin afval van werkplaatsen is gedeponeerd: smeedslakken en hamerslag van een smidse, koperslakken en bronsdruppels van een bronsgieterij, afsnijsels van een schoenmakerij en een pakket vensterglas van een glazenier. Dit terreindeel lijkt in de Middeleeuwen te zijn opgehoogd, waardoor het beter aansloot op de ten oosten daarvan gelegen terp. OP basis van de resultaten kan worden geconcludeerd dat het noordelijke deel zou moeten worden bijbeschermd. Het terreindeel bevat archeologische sporen die een waardevolle aanvulling vormen op die in het zuidelijke deel. Voor wat betreft toekomstige inrichtingsplannen is terughoudendheid geboden. De archeologische resten bevinden zich vrijwel direct onder het huidige maaiveld en zijn hierdoor uitermate kwetsbaar, mede doordat ze in organische terplagen zijn ingegraven die zettingsgevoelig zijn. Concluderend kan gesteld worden dat het hier om een zeer belangrijk monument gaat, dat zijn reputatie na vele eeuwen nog steeds eer aandoet.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xsz-uj59
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-8o8a-st
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:53840
Provenance
Creator Doesburg, J. van; Stöver, J.
Publisher Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Contributor Brinkkemper, O.; Laarman, F.; Nienker, J.; Os, B. van; Spiekhout, D.; Haars, M.; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Publication Year 2013
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; application/msword; image/jpeg; image/tiff; access / mdb; mapinfo / tab, mig en grd; excel / xls
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.926 LON, 53.310 LAT); 06B; Rinsumageest; Dantumadiel; Friesland