Het betreft een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het project Waterbergingsbanken. Het plangebied bestaat uit vier: locaties: Huissen (Koerierstraat), Bemmel (sportpark Ressen), Haalderen (Notenboom) en Gendt (Kapel¬straat). Op deze locaties wordt de bestaande watergang verbreed en wordt extra waterbergingscapaciteit gerealiseerd. Op basis van het bureauonderzoek worden in het grootste deel van de locatie in Huissen geen archeologische resten verwacht vanwege de ligging in een komgebied. In het noordwestelijke deel is mogelijk sprake van een uitloper van de oeverzone van de stroomgordel van Meinerswijk - Malburgen. Daarom is aan dit gedeelte een middelmatige verwachting toegekend voor vindplaatsen uit de Late-IJzertijd tot in de Midden-Romeinse tijd. Om deze verwachting te toetsen is vervolgens een verkennend booronderzoek uitgevoerd om de bodemopbouw en de intactheid daarvan in kaart te brengen. In het plangebied is een fijnzandige, zwak zandige kleilaag aangetroffen die geïnterpreteerd zou kunnen worden als een oeverafzetting. De zwak zandige klei is echter relatief diep aangetroffen (ca. 1,0 – 1,4 m beneden maaiveld) voor een laatprehistorische ouderdom (Late-IJzertijd – Romeinse tijd) en ligt ook vrij ver van de stroomgordels af. Op basis van het grindhoudende, grofzandige rivierzand dat in boring 2 vanaf 1,7 m beneden maaiveld is aange¬troffen, is mogelijk sprake van een crevasse. Gezien de diepteligging van de crevasseafzettingen ligt het voor de hand dat ze zijn afgezet door een oudere voorloper van de stroomgordel van Meinerswijk - Malburgen. Op basis van de bovenstaande gegevens wordt de kans klein geacht dat in het plangebied archeologische sporen uit de Romeinse tijd aanwezig zijn omdat geen uitloper van de oeverafzettingen zijn aangetroffen die gekoppeld kan worden aan de stroomgordel van Meinerswijk - Malburgen. Op basis van deze lage archeologische verwachting wordt geen vervolgonderzoek noodzakelijk geacht voor het verbreden van de bestaande watergang.De locatie in Ressen ligt ter plaatse van een restgeul van de stroomgordel van Ressen. De locatie is in het verleden onderdeel geweest van een grootschalig booronderzoek waarbij archeologische vindplaatsen zijn opgespoord. Tijdens dit onderzoek zijn in de restgeul ter plaatse van het plangebied en ook op de oevers aan weerzijden van de geul geen vondsten gedaan. Op basis hiervan is aan deze locatie een lage archeologische verwachting toegekend. Voor deze locatie is dan ook geen booronderzoek uitgevoerd.Op basis van het bureauonderzoek is aan het zuidwestelijke en centrale deel van de locatie in Haalderen een middelhoge verwachting toegekend voor vindplaatsen uit de Late-Bronstijd – Romeinse tijd vanwege de ligging op stroomgordelafzettingen van de Zandbaal. Het advies is om in eerste instantie een verkennend booronderzoek uit voeren om het voorkomen van de stroom-gordelafzettingen in kaar te brengen. Bij een intacte bodemopbouw ter plaatse van de oeverafzettingen wordt vervolgens de boorafstand verkleind ten behoeve van een karterend booronderzoek om daadwerkelijke archeologische indicatoren op te sporen. Het booronderzoek voor deze locatie is nog niet uitgevoerd omdat nog geen overeenstemming is bereikt met de eigenaar van de grond. Dit zal in een later stadium in aanvulling op dit onderzoek worden uitgevoerd.Op basis van het bureauonderzoek is aan de locatie in Gendt een hoge verwachting toegekend voor begravingen uit de Vroege-Middeleeuwen vanwege de ligging op de oever van de stroomgordel van Zandvoort en de nabijgelegen vindplaats direct ten zuiden van het plangebied. Om deze verwachting te toetsen is vervolgens een verkennend booronderzoek uitgevoerd om de bodemopbouw en de intactheid daarvan in kaart te brengen. Het booronderzoek heeft aangetoond dat in het westelijke deel van het plangebied afgraving heeft plaatsgevonden waardoor hier geen archeologische resten meer worden verwacht. Voor de rest van het plangebied (ca. 7.690 m2) zou op basis van de intactheid van de bodem de hoge archeologische verwachting voor begravingen uit de Vroege-Middeleeuwen gehandhaafd moeten blijven. In september is echter informatie ontvangen van de historische kring Gente op basis waarvan geconcludeerd moet worden dat de vindplaats van vroegmiddeleeuwse begravingen op de gemeentelijke verwachtingskaart foutief is geplaatst en niet direct ten zuiden van het plangebied ligt. De concrete verwachting voor vroeg¬middeleeuwse begravingen voor de locatie in Gendt kan dus vervallen. Dit betekent dat geen gericht onderzoek in de vorm van proefsleuven hoeft plaats te vinden voor de opsporing van begravingen. Op basis van de landschappelijke ligging op de oever van de Zandvoortse stroomgordel met mogelijk een crevasse(splay) in de ondergrond en de intacte bodemopbouw blijft we een brede verwachting voor archeologische resten vanaf de (Late-IJzertijd-) Romeinse tijd gehandhaafd. Tijdens het onderzoek zijn tot op heden geen aanwijzingen gevonden dat de oude woongrond met nederzettingsresten uit de Romeinse tijd tot en met de Late-Middeleeuwen in het noordwesten zich uitstrekt tot in het plangebied. Het onderzoek had echter een verkennend karakter en was niet intensief genoeg (karterend) om archeologische indicatoren op te sporen. Aangezien de oeverafzettingen van de stroomgordel van Zandvoort in het plangebied aan het oppervlak liggen, wordt het potentiële archeologische niveau direct onder de bouwvoor verwacht. Bij het verbreden van de bestaande watergang met ca. 3,6 m en het creëren van waterbergings-capaciteit van in totaal 1.400 m2 in de vorm van poelen binnen het plangebied, wordt het archeologische bodemarchief bedreigd want de graafwerkzaamheden zullen tot ca. 0,9 m beneden maaiveld reiken. Het advies is daarom om voorafgaand aan de werkzaamheden een karterend booronderzoek uit te voeren waarmee de aan- of afwezigheid van een archeologische vindplaats kan worden aangetoond.