Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek plangebied Winkelsteeg te Nijmegen

In opdracht van gemeente Nijmegen heeft Bureau Archeologie en Bodemkwaliteit van de gemeente Nijmegen (BABN) tussen april en oktober 2020 een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek (Inventariserend Veldonderzoek; IVO-O) uitgevoerd in het plangebied Winkelsteeg te Nijmegen. Aanleiding van het onderzoek is de ontwikkeling van een gebiedsvisie voor de transformatie van Winkelsteeg naar woon-werkgebied in het kader van de woondeal en omgevingsvisie. Het plangebied zal omgevormd worden van industrieterrein naar woon-werkgebied. Het bureauonderzoek is een inventarisatie van de mogelijke archeologische waarden in het gebied en levert een bijdrage aan de waardestelling archeologie en cultuurhistorie met advies voor goede inpassing en benutting van die waarden in de gebiedsvisie.

Het doel van het bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het verkennend veldonderzoek betrof in de eerste plaats een extensief booronderzoek en was gericht op het toetsen van de natuurlijke bodemkundige en geologische kenmerken van het plangebied, zoals deze op basis van het bureauonderzoek werden verondersteld. De bodemkaart van Pons vormde daarbij het uitgangspunt. Aan de hand van de resultaten van het verkennend veldonderzoek zijn de vooraf gestelde archeologische verwachtingen voor het plangebied getoetst en gedeeltelijk bijgesteld.

Ten behoeve van het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden, alsmede over geologische, bodemkundige en historisch-geografische kenmerken van (de omgeving van) het plangebied. Het veldonderzoek betrof een booronderzoek verkennende fase van het IVO-Overig. Er zijn 50 boringen geplaatst verspreid over het plangebied en representatief voor de te verwachten variatie in bodemopbouw. De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en zoveel mogelijk geplaatst in raaien dwars op de te verwachten geologisch en bodemkundige gesteldheid. De boorafstand binnen een raai bedroeg steeds ca. 100 m.

De archeologische verwachtingen worden in hoofdzaak bepaald door de fysisch geografische kenmerken van het gebied enerzijds, en de verwachte mate van bodemverstoring anderzijds. De verspreiding van bekende archeologische vindplaatsen blijken in hoge mate te correleren met deze verwachtingen, waarbij opgemerkt dat het aantal relevante vindplaatsen zeer beperkt is. De bodemgeschiktheid voor landbouwactiviteiten is de meest onderscheidende variabele. De bodemkaart van Pons (1966) blijkt op basis van de veldtoetsing hierbij een redelijk betrouwbare bron en is derhalve als uitgangspunt gehanteerd voor de archeologische verwachtingskaart. De hoog gelegen zones met (vrijwel) dagzomende grindrijke afzettingen van de spoelzandwaaier kunnen als minder aantrekkelijk worden beschouwd, vanuit het oogpunt van bodemstructuur en droogtegevoeligheid. De iets lager gelegen zones met een significant dek van dekzanden hebben een gunstige structuur en zijn minder droogtegevoelig, en zijn daarmee preferent ten aanzien van de mogelijkheden voor landbouwactiviteiten. De thans bekende vindplaatsen uit de prehistorie concentreren zich in deze zone.

Niet gerelateerd aan de bodemopbouw geldt een specifieke verwachting voor de mogelijke aanwezigheid van een Romeins wegtracé in het noordelijke deel. Daarnaast geldt ter hoogte van de voormalige landgoederen in het meest zuidwestelijke deel en rondom de (voormalige) St. Theunismolenweg een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Tot slot zijn verspreid over het plangebied resten van oorlogshandelingen uit WOII te verwachten.

Voor het hele plangebied wordt een tijdige specificatie en inplanning van het noodzakelijk archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd in het kader van een zorgvuldige Archeologische MonumentenZorg (AMZ). Vanuit de AMZ-gedachte worden bodemverstorende activiteiten bij voorkeur voorkomen in zones met een hoge archeologische verwachting. Dit advies geldt minder dringend voor de zones met een basisverwachting, maar juist nadrukkelijker op plaatsen waar reeds bekend is dat archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of waar zeer specifiek aanwijzingen zijn voor archeologische resten, zoals de verwachting op en rond het tracé van de Romeinse en nieuwetijdse wegen.

In verband met de mogelijk lange doorlooptijd van het archeologisch proces bij het aantreffen van behoudswaardige (ex-situ) archeologische resten, is het raadzaam het archeologische vervolgonderzoek vroegtijdig op te starten in de zones met een hoge archeologische verwachting. Bij concrete inrichting van het plangebied is het aan te bevelen de verwachte mate van de bestaande bodemverstoring meer in detail in kaart te brengen en te confronteren met de geplande bodemingrepen.

Voor het opsporen en karteren van archeologische vindplaatsen wordt in principe uitgegaan van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Voor de als volledig vergraven gedefinieerde zones gelden vanuit archeologische overwegingen geen beperkingen ten aanzien van geplande ontwikkelingen. De overige zones met een beperkte of onbekende verstoring dienen wel meegenomen te worden in het vervolgonderzoek.

Vanuit archeologisch inhoudelijke redenen, maar ook uit kostenoverwegingen, heeft het de voorkeur om steeds zo groot mogelijk aaneengesloten gebieden aan te pakken bij zowel het vooronderzoek, als eventueel vervolgonderzoek. Dit voorkomt versnippering van het onderzoek en maakt het mogelijk om de waarde van verschillende archeologische resten binnen het plangebied tegen elkaar af te wegen. Bovendien is een grootschalige aanpak vanuit procesmatig en projectmatig oogpunt veel efficiënter doordat niet steeds opnieuw het gehele proces van voorbereiding, uitvoering, evaluatie, uitwerking, rapportage en deponering doorlopen hoeft te worden.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2zz-t8nd
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-ss-fjko
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:242085
Provenance
Creator van Kooten, M.Y.; Heunks, E.; van de Geer, P.
Publisher gemeente Nijmegen
Contributor Nijmegen, GEMEENTE; gemeente Nijmegen (gemeente Nijmegen)
Publication Year 2022
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; Mapinfo; Acrobat PDF; Microsoft Office
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.819 LON, 51.820 LAT); Netherlands