In opdracht van Lingotto heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Smakkelaarsveld (1,25 ha) te Utrecht. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat in de diepere ondergrond in het plangebied dekzand aanwezig is (circa 1,5 tot 2,2 m –NAP). Op het dekzand is basisveen tot ontwikkeling gekomen. De top van het veen ligt naar verwachting op 1,1 – 1,6 m –NAP. Vanaf het neolithicum kwam het plangebied binnen de invloedssfeer te liggen van de stroomgordel van de Oude Rijn in het zuiden en vanaf de vroege ijzertijd ook de Vecht in het noorden. Deze stroomgordels bevinden zich buiten het plangebied. Het plangebied zelf ligt in het komgebied tussen de Oude Rijn en de Vecht in. De top van de komafzettingen wordt verwacht op 0,3 – 0,6 m +NAP. Op de komafzettingen zijn crevasse- en oeverafzettingen aanwezig. De crevasse-afzettingen varieerden sterk in dikte en lagen tussen ongeveer 1,75 m -NAP en 1,6 m +NAP (top beddingzand 0,5 – 0,8 m +NAP). Uit onderzoek bij het Stationsplein-oost is gebleken dat de crevasse-afzettingen vermoedelijk uit de ijzertijd dateren. Ook zijn op de komafzettingen oeverafzettingen aangetroffen. Hierin kan in de top een vegetatiehorizont aanwezig zijn. Deze is aangetroffen op circa 0,6 m +NAP. De natuurlijke afzettingen worden vanaf de volle middeleeuwen (11e/12e eeuw) afgedekt door een dik pakket stadsophogingslagen met daarbovenop recent bouwzand. De afdekkende stadsophogingslagen zijn circa 2,7 m dik en het pakket recent cunetzand is gemiddeld 0,5 tot 1,5 m dik.Ter plaatse van het dekzand geldt een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit het laat paleolithicum – neolithicum. Het kan gaan om vondsten gerelateerd aan bijvoorbeeld jacht of visvangst of uit nederzettingsresten van tijdelijke jachtkampementen. Voor de op het dekzand aanwezige komafzettingen (veen en klei) geldt op basis van de natte omstandigheden een lage verwachting op het aantreffen van sporen van bewoning. In de top van de komafzettingen kunnen onder de oeverafzettingen nog wel greppels uit de volle middeleeuwen voorkomen. Voor de crevasse-afzettingen geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de midden- en late ijzertijd. Het kan gaan om sporen van bewoning (houtbouw) en agrarisch landgebruik zoals greppels, paalkuilen, (afval)kuilen en waterputten. In de top van de oeverafzettingen kunnen sporen van agrarisch landgebruik uit de Romeinse tijd voorkomen zoals greppels, (afval)kuilen en waterputten. Sporen van bewoning uit de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen worden niet verwacht ín het plangebied, vanwege de ligging buiten de vicus en het castellum aan het Domplein en tevens buiten de vroeg-middeleeuwse stadskern. De limes lag aan de zuidzijde van de Rijnloop en daarmee buiten het plangebied. Vanaf de 10e eeuw werd het plangebied ontgonnen en geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten (bijlage 4). Het gaat in dit gebied om de al aangetoonde resten van de pre-stedelijke ontginning, bewoning, ambachtsactiviteiten en agrarisch gebruik. Ook zijn resten aanwezig van de Vleutensche Vaart (vanaf 11e/12e eeuw), de Leidsche Vaart en de havenkom aan de Leidsche Veer (beide vanaf de 17e eeuw), inclusief houten beschoeiingen en bakstenen kademuren en bijbehorende infrastructuur zoals wegen en bruggen. Bovendien zijn in het plangebied resten van gebouwen en kelders vanaf de late middeleeuwen (behorend tot de voorstad Buiten Catharijne) tot en met de 20e eeuw aanwezig. Tenslotte kunnen in het zuidoosten van het plangebied resten van de Ellendigenkapel aanwezig zijn. Het is echter ook goed mogelijk dat de resten hiervan bij de aanleg van de Leidsche Vaart in de 17e eeuw (grotendeels) verdwenen zijn.Voor de gebieden waarvan bekend is dat die relatief recent zijn vergraven, zoals de aanleg van het nieuwe stukje Leidsche Rijn in 1981 en voor obstakels met een bekende, grote verstoringsdiepte is de hierboven genoemde hoge en middelhoge archeologische verwachting bijgesteld naar een lage verwachting, die geldt tot op de verstoringsdiepte (bijlagen 3, 4 en 7: gearceerd). Deze gebieden en de diepte tot waarop de verstoring reikt (voor zover deze bekend of te reconstrueren was), staan tevens gespecificeerd op de verstoringenkaart (bijlage 3).Uit het bureauonderzoek blijkt dat archeologische waarden verstoord kunnen worden in de delen van het plangebied waar 1) nog niet eerder archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, 2) die niet recentelijk verstoord zijn, 3) die toegankelijk zijn (geen betonplaat of busbaan) én 4) waar de voorgenomen bodemingrepen dieper reiken dan 2,0 m +NAP. BAAC adviseert om voor deze delen een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleufonderzoek te laten uitvoeren (bijlage 7: rood). Het betreft een gebied met een totale oppervlakte van 6731 m2. De terreindelen die niet toegankelijk zijn en dus niet onderzocht kunnen worden, zoals de te handhaven busbaan en een onderheide betonplaat richting de Leidseveertunnel in het noordwesten van het plangebied, zijn daar al buiten gehouden. Voorafgaand aan dit onderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, waarin de eisen waaraan dit onderzoek dient te voldoen, worden vastgelegd.Bovenstaand advies dient te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeentelijk archeoloog van de gemeente Utrecht). Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten.