In het plangebied zijn acht boringen gezet tot 25 cm in de natuurlijke ondergrond en tot maximaal 200 cm -mv. Hieruit blijkt dat in het westelijke deel van het plangebied een heterogeen pakket tot 140-170 cm -mv aanwezig is. Hier is de bodem tot in de C-horizont en daarmee mogelijke archeologische waarden verstoord geraakt. De verstoring heeft waarschijnlijk te maken met de sloop van de voorganger van de Emmaschool in de jaren '60 van de vorige eeuw. In het oosten van het plangebied is tijdens het booronderzoek een intact plaggendek aangetroffen. Dit plaggendek is op de locatie van de zitkuil welafgegraven maar niet tot in de C-horizont. In het oosten van het plangebied is daarom een potentieel archeologisch sporenniveau uit het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen aanwezig.In het oostelijke deel van het plangebied zullen bij een maximaleverstoringsdiepte van 55 cm -mv geen archeologische waarden verstoordworden. Als dit niet realiseerbaar is wordt geadviseerd om in het plangebied een proefsleuvenonderzoek uit te voeren, om de aan- of afwezigheid van mogelijke archeologische waarden te onderzoeken. Gezien de grootte van het plangebied voldoen twee proefsleuven; één ten noorden en één ten zuiden van de huidige bebouwing. Ten behoeve van de uitvoering van het proefsleuvenonderzoek zal een Programma van Eisen (PvE) opgesteld moeten worden.Bureau voor Archeologie adviseert het westelijke deel van het plangebiedplangebied vrij te geven.