Culemborg - Vindplaats 62 Lokkershoek-west Onderzoek aan de rand van een nederzettingsterrein uit de Bronstijd en Ijzertijd in Culemborg-Parijsch-zuid (vindplaats 62). Een archeologische opgraving

ADC ArcheoProjecten heeft een Archeologische Opgraving uitgevoerd voor het plangebied Culemborg Lokkershoek, in het kader van het verder ontwikkelen van de woonwijk. Dit archeologisch onderzoek valt binnen het project Parijsch- Zuid. In het onderzoeksgebied zijn al veel archeologische onderzoeken uitgevoerd. De resultaten daarvan laten zien dat dit dynamische gebied een lange bewoningsgeschiedenis kent, vanaf het Laat- Neolithicum tot in de Middeleeuwen. Onderhavig onderzoeksrapport heeft betrekking op de resultaten van de opgraving van vindplaats 62, in het zuidwesten van het onderzoeksgebied Parijsch-Zuid. Uit vooronderzoek bleek dat hier sporen en vondsten uit de late prehistorie aanwezig waren. Dit werd tijdens de opgraving bevestigd en kon nader worden gespecificeerd. Het plangebied is gesitueerd op de westelijke randzone van een nederzettingsterrein uit de late prehistorie. Dit terrein kent een intrigerende landschappelijke dynamiek. Ergens in het Laat-Neolithicum-Vroege Bronstijd was hier een min of meer noord-zuid georiënteerde restgeul actief. Enkele vondsten uit de onderste opvullingslagen van deze geul laten zien dat in de omgeving vindplaatsen uit deze periode verwacht kunnen worden. In de loop van de Bronstijd verland de restgeul en vanaf het begin van de Midden-Bronstijd is het terrein geschikt voor bewoning. In de oude restgeul-zone worden waterputten en diepe kuilen gegraven voor de watervoorziening. De bewoners hebben hun huisplaatsen vermoedelijk ten oosten van de oude restgeul ingericht, op de hoge oever. In de loop van de Midden-Bronstijd, de Late Bronstijd en Vroege Ijzertijd blijft het terrein in gebruik om waterputten en diepe kuilen te graven. Dit is een lange periode, het is niet bekend of het gebied deze hele periode bewoond was, of dat er ook bewoningshiaten waren. Op de hogere oever ten westen van de oude restgeul worden vermoedelijk in de Late Bronstijd-Vroege Ijzertijd ook enkele opslagschuurtjes (spiekers) opgericht. De bewoningskern (of kernen) bevinden zich in het oosten, buiten de grens van het plangebied. Daar bevindt zich een uitgestrekt nederzettingsterrein, waarvan een groot deel is onderzocht (vindplaats 6), met onder meer erven uit de Vroege Ijzertijd. In de Midden-Ijzertijd, zo rond 500 v. Chr., neemt de invloed van de rivieren toe in het gebied. De oude restgeul reactiveert en binnen het plangebied zijn weinig aanwijzingen voor bewoning in deze periode. Eén waterput uit de Midden-Ijzertijd is op de hoge westelijke oever gesitueerd, een aanwijzing dat de restgeul-zone te nat was. Erven uit de Midden-Ijzertijd kunnen we, net als in de Vroege Ijzertijd, oostelijk verwachten. Ook op vindplaats 6 zijn er hiervan enkele ontdekt. De westelijke oever van de gereactiveerde restgeul wordt in de Midden-Ijzertijd in gebruik genomen om overledenen begraven. Er zijn enkele graven aangetroffen, waaronder een fraai inhumatiegraf uit de Midden-Ijzertijd en enkele crematiegraven uit de Ijzertijd. In de loop van de Midden-Ijzertijd of Late Ijzertijd verland de restgeul weer en zijn er aanwijzingen dat er weer menselijke activiteiten plaatsvinden binnen de grenzen van het plangebied. In de oude restgeul worden enkele greppels gegraven die vermoedelijk de westelijke begrenzing van een nederzettingsterrein uit de Late Ijzertijd (en Romeinse tijd) vormen. De oostelijke begrenzing van dit terrein is op vindplaats 6 aangetroffen. Hoe deze bewoningskern eruit heeft gezien is niet bekend, tijdens het graven van de waterplas Lokkershoek is dit terrein verloren gegaan. Bovengenoemde continuïteit in het gebruik van de randzone van het nederzettingsterrein komt niet alleen tot uitdrukking in de grondsporen die hier voorkomen. We zien dit ook terug in het vondstmateriaal en specifiek in de magering van het aardewerk uit de late prehistorie. Die blijft gedurende een lange periode hetzelfde en we kunnen wellicht spreken van een lokale (regionale) traditie. Organisch vondstmateriaal was overwegend goed geconserveerd, zeker in de diepere grondsporen zoals waterputten en diepe kuilen. Door de aanwezigheid van hout was het dateren van deze vondsten (en contexten) vrij betrouwbaar. Deze vondsten gaven een fraai inkijkje in de ambachtelijke activiteiten en vaardigheden van de bewoners van het terrein. Een beschoeiing bestaande uit een mand van vlechtwerk en een uitgeholde boomstam is om die reden gelicht en geconserveerd om tentoon te stellen. Een houten trapje laat fraai zien hoe men onderin de diepe kuilen kon komen. De vondst van drie geweibijlen kan ook bijzonder genoemd worden, omdat deze vondsten niet vaak worden gedaan. Ook deze bijlen geven inzicht in de skills van de bewoners. In het gat van een van de bijlen was zelfs nog een stukje hout van de steel bewaard gebleven, waarmee de steel (en bijl) vrij nauwkeurig gedateerd konden worden.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xd6-j72z
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-er-na84
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:258786
Provenance
Creator ADC ArcheoProjecten
Publisher ADC
Contributor Gelderland; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2022
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; DANS License; https://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format jpeg; xls; ms word document 2007; tif; pdf; ms word document 2003; docx; ms access 2003; xlsx; mapinfo tab; xml; sql
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.190 LON, 51.944 LAT); Gelderland; Culemborg; Culemborg; Vindplaats 62 Lokkershoek-west; 39E (kaartblad)