In het zuidelijk deel van het plangebied volgt of kruist het tracé op enkele plaatsen een vastgestelde archeologische waarde in de vorm van de Oude Schoorlse zeedijk of de Tarwedijk (AMK-terrein 10.630). Het tracé buigt echter steeds voor de dijk af of passeert deze door middel van een gestuurde boring. De Oude Schoorlse Zeedijk bij Zijpersluis zal door middel van een HDD boring worden gepasseerd, waarbij de bovenkant van de buis op het diepste punt op ca. -12,18 m –NAP18 komt te liggen. De oude Tarwedijk bij de Houtjeslaan zal eveneens door middel van een HDD boring worden gepasseerd met een diepte van ca. 6 m –mv. De historische dijk zal nergens door middel van een open ontgraving haaks worden aangesneden. Vanwege de verhoogde archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten uit met name de Late IJzertijd/Romeinse tijd/Vroege Middeleeuwen in het zuidelijke gedeelte van het tracé tussen Schoorldam en Zijpersluis, en direct ten noorden van de Oude Schoorlse Zeedijk tot mogelijk Burgervlotbrug (zie kaart 5), adviseert Vestigia om hier een verkennend booronderzoek uit te voeren om de fysisch-geografische gegevens van het plangebied te toetsen en de mate van verstoring in kaart te brengen.19 Geadviseerd wordt in een raai te boren met een tussenruimte van 50 meter tussen de boringen. Het bevoegd gezag dient hierover een selectie-besluit te nemen. Indien uit dit verkennende booronderzoek blijkt dat bijvoorbeeld de bodemopbouw intact is en er vindplaatsen verwacht kunnen worden kan dit leiden tot voortzetting van het vooronderzoek. Indien blijkt dat bijvoorbeeld de bodemopbouw te zeer verstoord is om intacte archeologie te verwachten dan kan dit leiden tot het einde van het vooronderzoek. Het is uiteindelijk aan het bevoegde overheid te beslissen of na het booronderzoek nog andere archeologische werkzaamheden verricht dienen te worden. Voor alle overige gedeelten geldt dat de voorgenomen ingrepen kunnen worden vrijgegeven. Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van OC&W (in de praktijk bij de gemeente Bergen en Schagen). Plangebied 2 Vanwege de verhoogde archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten uit met name de Late IJzertijd/Romeinse tijd/Vroege Middeleeuwen in het uiterste oostelijke gedeelte van het tracé bij St. Maarten (zie kaart 5), adviseert Vestigia om hier een verkennend booronderzoek uit te voeren om de fysisch-geografische gegevens van het plangebied te toetsen en de mate van verstoring in kaart te brengen.20 Geadviseerd wordt in een raai te boren met een tussenruimte van 50 meter tussen de boringen. Het bevoegd gezag dient hierover een selectie-besluit te nemen. Indien uit dit verkennende booronderzoek blijkt dat bijvoorbeeld de bodemopbouw intact is en er vindplaatsen verwacht kunnen worden kan dit leiden tot voortzetting van het vooronderzoek. Indien blijkt dat bijvoorbeeld de bodemopbouw te zeer verstoord is om intacte archeologie te verwachten dan kan dit leiden tot het einde van het vooronderzoek. Het is uiteindelijk aan het bevoegde overheid te beslissen of na het booronderzoek nog andere archeologische werkzaamheden verricht dienen te worden. Voor alle overige gedeelten geldt dat de voorgenomen ingrepen kunnen worden vrijgegeven. Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij de Minister van OC&W (in de praktijk bij de gemeente Schagen).
Date: 08/07/2015 (veldwerk)