Archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek Wagendwarsstraat te Utrecht (WDS01)

DOI

De gemeente Utrecht is voornemens het bestaande riool in de Wagendwarsstraat te vervangen voor een nieuw riool. De benodigde ontgravingsdiepte voor dit nieuwe riool ligt dieper dan dat eerder bij het bestaande riooltracé werd gegraven. Tevens zullen haaks op het riooltracé de oude huisaansluitingen, voornamelijk in de vorm van gresbuizen, worden vervangen voor nieuwe aansluitingen. Volgens de archeologische waardenkaart (2022) van de gemeente Utrecht ligt het plangebied grotendeels in een gebied met archeologische waarde WA5, alleen in het oostelijk deel ligt een zone met WA3. Voor gebieden met WA5 geldt dat bodemingrepen vanaf een oppervlakte van 500 m2 en een diepte van 30 cm –mv vergunningsplichtig zijn. Voor zones met WA3 zijn graafwerkzaamheden vanaf een oppervlakte groter dan 30 m2 en dieper dan 30 cm -mv vergunningsplichtig. Omdat de graafwerkzaamhe-den de toegestane vrijstellingsgrens overschrijden heeft de gemeente Utrecht aangegeven dat in eerste instantie een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd dient te worden om de bodem-opbouw en mate van verstoring in kaart te brengen.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat binnen het plangebied met name resten uit de vroege middeleeuwen en de nieuwe tijd verwacht kunnen worden. Resten uit de Romeinse tijd kunnen niet worden uitgesloten ter hoogte van de restgeul van de Rijn die ten noorden van het plangebied lag.

Uit de boringen blijkt dat onder een halve meter ophogingszand de ophogingslaag aanwezig is die vanaf de late middeleeuwen is ontstaan. Hieronder zijn de oeverafzettingen van de Rijn of Vecht aanwezig met daaronder beddingafzettingen. In boring 2 is vermoedelijk de oude perceelsscheiding (sloot) aangetroffen. Verder is in boring 4 de restgeul uit de Romeinse tijd aanwezig. In sommige boringen was de top van de oeverafzettingen verrommeld, mogelijk door de in gebruik name van het gebied als akkerland of latere graafwerkzaamheden. Ter hoogte van de Oudwijkerdwarsstraat lijkt de bodem dieper verstoord, hier stuikte de boor tweemaal op een ondoordringbare laag op circa 1,0 m -mv. Dit heeft mogelijk te maken met negentiende-eeuwse bebouwing die op de kadasterkaart uit 1811-1832 zichtbaar is. Diverse archeologische indicatoren uit de Romeinse tijd, vroege middeleeuwen en nieuwe tijd wijzen op de aanwezigheid van menselijke activiteiten ter hoogte van de Wagendwarsstraat, of in ieder geval in de nabije omgeving. De vondsten uit de Romeinse tijd (beton) wijzen in dit specifieke geval vermoedelijk op bewoning in de vroege middeleeuwen en niet in de Romeinse tijd. Er is geen sprake van een duidelijke archeologische leeflaag, zoals die is aangetroffen in de Oudwijkerdwarsstraat. Deze leeflaag kan zijn opgenomen in de latere bouwvoor/ophogingslaag nadat het gebied in gebruik is genomen als bouwland en hierdoor niet meer duidelijk zichtbaar is. Een andere mogelijkheid is dat de laag zich niet ter hoogte van de Wagendwarsstraat heeft ontwikkeld omdat de kern van de bewoning zich ten (zuid)oosten van de Wagendwarsstraat bevond. De relevante archeologische laag voor sporen uit de vroege middeleeuwen betreft de top van de oeverafzettingen. Hier kunnen sporen en vondsten uit de vroege middeleeuwen worden verwacht. De top van deze laag ligt tussen de 1,2 en 1,65 m + NAP. De verschillen in hoogte van de top van de laag kan verklaard worden door plaatselijke (recente) verstoringen. Daarnaast is de restgeulvulling in boring 4 een relevante archeologische laag. Restgeulen werden in het verleden veelal gebruikt voor het deponeren van afval uit de nederzetting. De laag ligt tussen de 1,0 en 0,05 m +NAP.

Binnen het plangebied wordt archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een archeologische begeleiding tijdens de vervanging van het riool en de huisaansluitingen. Mogelijk heeft de aanleg van het huidige riooltracé archeologische sporen aangetast dan wel vernietigd. De mate van verstoring zal afhangen van de breedte en exacte locatie van de oude rioolsleuf. Mogelijk wordt de nieuwe rioleringssleuf breder aangelegd waardoor archeologische resten buiten de oude sleuf verstoord kunnen worden. Dit zal in het veld tijdens de werkzaamheden gecontroleerd moeten worden. Wanneer blijkt dat de aanleg van de nieuwe riolering binnen het oude tracé blijft kan besloten worden om de begeleiding af te schalen, dit in overleg met het bevoegd gezag. De graafwerkzaamheden gaan in ieder geval wel dieper dan het huidige tracé, hierdoor kunnen eventuele vondsten in de restgeul (ter hoogte van boring 4 en 5) verstoord of vernietigd worden. Ter hoogte van boring 4 en 5 is daarom archeologische begeleiding noodzakelijk. Hierbij dient opgemerkt te worden dat nederzettingssporen met een verkennend booronderzoek niet goed traceerbaar zijn. De aan- of afwezigheid van een vindplaats is daarom niet uit te sluiten op basis van dit booronderzoek en zal verder onderzocht moeten worden door vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding. Hiervoor is een Programma van Eisen (PvE) nodig, waarin de randvoorwaarden voor het onderzoek moeten worden vastgelegd. Dit PvE moet voorafgaand aan het onderzoek worden goedgekeurd door de gemeente Utrecht.

Bovenstaande vormt een selectieadvies. Het is aan het bevoegd gezag van de gemeente om het selectieadvies over te nemen, dan wel anders te besluiten. De gemeente Utrecht heeft aangegeven het selectieadvies over te nemen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/QBFVZX
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/QBFVZX
Provenance
Creator M.H. Arkema; N.D. Kerkhoven
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Arkema, M.H.
Publication Year 2025
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact Arkema, M.H. (Gemeente Utrecht)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf
Size 6989969
Version 1.0
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities