In opdracht van AGEL Adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in juli en december 2009 respectievelijk een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase (door middel van boringen) verricht voor plangebied Den Hoek te Helvoirt, gemeente Haaren. De aanleiding voor dit onderzoek is herontwikkeling en herverkaveling ten behoeve van woningbouw. Het archeologisch onderzoek maakt deel uit van een serie verkennende onderzoeken welke uitgevoerd zijn in het kader van het opstellen van een bestemmingsplan. Aan de hand van het bureauonderzoek is vastgesteld dat voor het gehele plangebied een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden geldt. Dit komt deels door de ligging op een dekzandrug in de nabijheid van een beekdal en deels door de verwachtte aanwezigheid van een plaggendek welke een beschermende werking heeft op eventuele archeologische resten in de ondergrond. Omdat op historische kaarten zichtbaar is dat het plangebied vanaf de 19e eeuw tot op heden niet bebouwd is geweest, kunnen archeologische bewoningssporen uit de Nieuwe Tijd C uitgesloten worden. Er geldt een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf het Laat Paleolithicum tot aan de Nieuwe Tijd B. Voor het Paleolithicum, Mesolithicum en Neolithicum moet hierbij gedacht worden aan bewoning in de vorm van jachtkampementen en voor wat betreft de periodes vanaf het Laat-Neolithicum aan agrarische nederzettingen. Eventuele bewoningssporen kunnen dan aangetroffen worden in de vorm van bijvoorbeeld nederzettingsterreinen bestaande uit boerderijen met bijbehorende afvalkuilen en greppelsystemen. De boorprofielen wijzen duidelijk uit dat de Aap-horizont van de akkerlandpercelen minder dik is dan de Ah-horizont van de graspercelen. De Aap-horizont op het meest zuidelijke akkerperceel is 30 dan wel 50 cm dik. De boringen op deze akker tonen aan dat de bodem verploegd dan wel afgetopt is.Het merendeel van de bodem op de noordelijke akker is tot in de C-horizont verstoord geraakt, getuige het gevlekte karakter ervan en de aangetroffen moderne puinfragmenten. Het merendeel van de boringen op de graspercelen tussen de zuidelijke en de noordelijke akker in is intact (boring 12 t/m 15, 18 t/m 23 en 25). Het merendeel van de boringen langs de spoorbaan (boring 41 t/m 45) is tot in de C-horizont verstoord, getuige de aangetroffen puinfragmenten.De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische resten door de voorgenomen graafwerkzaamheden bedreigd zullen worden. De verwachting hierop is voor het noordelijke akkerperceel laag, voor de noordelijke graspercelen hoog, voor de zuidelijke akker en het zuidelijke grasperceel middelhoog en voor het traject langs de spoorbaan en het erf van de Helvoirtsestraat 44 laag. Voor de gebieden met een lage verwachting geldt dat hier nog wel een verwachting is op diepere sporen zoals afvalkuilen en waterputten. Op basis van de resultaten van het booronderzoek wordt geadviseerd om een vervolgonderzoek in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven te (laten) verrichten.
B&G rapport 854
Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase