Naam: Marlène Soewarti Sopawiro Sapoen
Achternaam: Sapoen
Geboorteplaats: Acaribo, district Para, Suriname
Geboortedatum: 1963
Woonplaatsen: Suriname 1963 - 1987; Nederland 1987 -
Toen ik 2 jaar oud was, gingen mijn ouders uit elkaar. Mijn moeder nam drie kinderen mee, waaronder ik. De twee oudste kinderen bleven bij mijn vader. We verhuisden naar Paramaribo en daar ben ik meer dan vijf keer verhuisd. Mijn moeder had eerst in de snackbar van mijn 'siwo' (oudere zus van vader of moeder) gewerkt en zij stimuleerde mijn moeder om zelf een zaak te beginnen.
Een vriendin van mijn 'siwo' had een rotizaak aan de Koningstraat. Ze wilde die tijdelijk verhuren, omdat ze op vakantie ging. Die rotizaak heeft mijn moeder twee jaar lang gerund. Daarna runde ze drie jaar lang een restaurant op Leonsberg, dat ook van een siwo was. Vandaar ging ze naar Latour en naar de Zwartenhovenbrugstraat. Daarna woonden wij kort op Tamanredjo en Rainville.
Uiteindelijk kochten mijn moeder en mijn stiefvader een huis in Elizabetshof aan de Pater Weidmanstraat en na een jaar of twee is mijn moeder daar een restaurant begonnen. Ze noemde het ‘Wendy’s Restaurant’, het was vernoemd naar mijn jongste zus. Ze heeft het restaurant nog steeds. Na school hielp ik mijn moeder in het restaurant. Voor ons was dat heel normaal. En ik vond het fijn dat ze nu de hele dag thuis was. Toen ze in de snackbar werkte, kwam ze pas ’s avonds laat thuis. Mijn moeder is altijd een harde werker geweest. Ze heeft altijd gehosseld om alle kinderen bij elkaar te houden, kostte wat kost. Dat lukte haar niet wat de twee oudste kinderen betreft, maar bij zo’n echtscheiding kan dat ook niet anders.
Ik heb de MULO gedaan en HAVO/VWO. Ik heb gewoond in wat vroeger het Rooms-Katholieke Internaat Maria Goretti was. Dit internaat is nu verhuisd naar de Zwartenhovenbrugstraat en heet nu het Rosa Internaat. Ik heb daar 4 jaar gewoond, van mijn twaalfde tot mijn zestiende, totdat ik klaar was met de MULO. Mijn stiefvader was hoofdonderwijzer. Hij was schoolhoofd van de school op Tamanredjo en hij vond dat het beter was voor mij om in het internaat te wonen. Wij woonden namelijk tussendoor twee jaar op Tamanredjo, voordat wij weer naar de stad verhuisden.
Ik ben naar Nederland gekomen in 1987. Ik zou alleen even rondkijken en eventueel gaan studeren, maar mijn drie broers en mijn zus waren al hier en zij haalden mij over om te blijven. In 1989 heb ik hier mijn man ontmoet en in 1990 ben ik getrouwd.
In 1993 zijn wij gestart met een eigen warung. Ik werkte in de zaak en toen de eigenaars het wilden verkopen, hebben ze mij gevraagd of ik interesse had. Wij hebben de warung dezelfde naam gegeven als het restaurant in Suriname: ‘Wendy’. Je kunt het zien als een filiaal in Nederland. Voordat wij de stap namen om een eigen eethuis te beginnen, hebben wij om advies gevraagd bij mijn ouders, zuster en broers. Iedereen van mijn familie stond achter mij en was bereid om mij te helpen. Dit is nu elf jaar geleden en het loopt goed. Ik heb twee werknemers in dienst. Als de gelegenheid het toelaat, helpen mijn man en zoon in de restaurant.
Ik sta zelf in de keuken om alle gerechten klaar te maken. De gerechten maak ik klaar zoals mijn oma het mij heeft geleerd. Als kind was ik leergierig om te koken. Ik had het snel door, het zit gewoon in mij.
Mijn moeder zegt me dat ik harder werk dan zij. Volgens haar zou mijn werk in Suriname door drie personen worden gedaan, maar doe ik het hier alleen. Als mijn moeder als ervaren vrouw dat zegt, dan geloof ik haar. Maar zelf voel ik het niet zo. Het is mijn leven. Ik hou ervan. Ik ben mijn eigen baas. Ik sta op wanneer ik wil en ik begin wanneer ik wil.
Alles is te doen, zolang je er achter staat. Je moet alleen weten de weg te vinden en weten welke regels je moet volgen. Maar geef de mensen waar voor hun geld, geef je voor 200 procent, doe het met liefde en alles komt goed. Dat geldt eigenlijk voor alles wat je doet.
Ik probeer de Javaanse tradities, normen en waarden aan mijn kinderen over te brengen. Zelf heb ik dat niet van mijn ouders meegekregen. Mijn ouders waren katholiek. Ik ben Rooms-Katholiek opgevoed. Iedere zondag gingen we naar de kerk. En thuis mocht er geen andere taal dan Nederlands worden gesproken. Volgens mijn ouders zou het niet goed zijn voor mijn verdere ontwikkeling om Javaans te spreken. Mijn oma en opa waren Moslims. Zij woonden in bij ons. Zo heb ik toch van beide werelden iets mee gekregen. Ook heb leren omgaan met Javanen toen ik in het internaat Rosa woonde, samen met zestig Javaanse meisjes uit verschillende districten. Op het internaat besefte ik dat ik ook een Javaan ben en begon ik dat te waarderen. Daar heb ik kennis gemaakt met Javaanse meisjes: hoe ze zijn, wat ze vertellen over thuis. Ik sliep met ze en ik at met ze.
Op het internaat ben ik ook begonnen met in het groot te koken. Elk weekend kregen wij een beurt om te koken, maar ze vroegen het altijd aan mij. Door Javanen notabene, dat betekent iets.
In Suriname wordt er erg gelet of je Creool bent, Javaan of Hindoestaan. In Nederland wordt daar niet zo op gelet, vind ik. In Nederland maakt het niet uit wat je bent. Ze waarderen het dat je als vrouw een eigen zaak hebt en zeker als ze tevreden zijn over jou. En dat laten ze ook merken.