Klooster Berchmanianum als noodhospitaal voor de geallieerden. Archeologisch onderzoek rond het nieuwe academiegebouw van de Radboud Universiteit op campus Heyendaal - gemeente Nijmegen, Archeologische Berichten Nijmegen - Rapport 92

In opdracht van het Universitair Vastgoed Bedrijf van de Radboud Universiteit te Nijmegen heeft Bureau Leefomgevingskwaliteit Archeologie van de gemeente Nijmegen (BLAN) van januari t/m september 2018 een proefsleuvenonderzoek (Inventariserend Veldonderzoek; IVO-P), variant archeologische begeleiding (AB) met mogelijke doorstart naar Opgraven, variant archeologische begeleiding uitgevoerd in het plangebied aan de Heyendaalseweg en Houtlaan te Nijmegen. Het planbebied betreft het voormalig kloosterterrein van het klooster Berchmanianum. Dit terrein is in 2016 aangekocht door de Radboud Universiteit en vervolgens heringericht. De bodemroerende werkzaamheden bij deze herinrichting zijn archeologisch begeleid. Hoewel in het onderzoeksgebied nog geen vindplaats was aangetroffen, werd er rekening gehouden met het aantreffen van een prehistorische vindplaats. Daarnaast was het mogelijk dat een Romeinse vindplaats aangesneden werd, in de vorm van infrastructuur, bebouwing of grafvelden. Omdat het onderzoeksgebied vanaf de 18e eeuw in cultuur is gebracht, werd de kans op het aantreffen van resten uit deze periode als groot beschouwd, net als de kans op het aantreffen van resten uit de Tweede Wereldoorlog. Doel van het proefsleuvenonderzoek, variant archeologische begeleiding was allereerst het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting, zoals geformuleerd in het bureauonderzoek en/of in het Programma van Eisen, en, indien nodig, het aanvullen of wijzigen daarvan. Dit vindt plaats door het vaststellen van de aanwezigheid van archeologische sporen en vondsten en, wanneer die aanwezig zijn, het bepalen van hun inhoudelijke en fysieke kwaliteit (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering, specificatie VS06). Tevens had het onderzoek als doel een advies te formuleren over welke maatregelen dienen te worden getroffen in het plangebied in het kader van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg (specificatie VS07). In het PvE was geen doelstelling geformuleerd voor een eventuele doorstart naar een opgraving. Deze doorstart is er uiteindelijk ook niet gekomen. Het klooster Berchmanianum is in de periode 1927-1929 gebouwd naar een ontwerp van Pierre en Jos Cuypers. Voor die tijd behoorde het terrein toe aan landgoed Oud Heyendaal en in de 18e eeuw was het nog heidegrond. Bij het archeologisch onderzoek zijn op een diepte van 0,3 tot 0,7 m -mv, direct onder de (geroerde) bouwvoor, archeologische sporen uit de nieuwe tijd aangetroffen. Sporen uit de prehistorie, Romeinse tijd of middeleeuwen ontbreken. De sporen zijn toe te schrijven aan vijf vindplaatsen, waarvan er drie als behoudenswaardig zijn bestempeld. De oudste en behoudenswaardige vindplaats zou uit de 18e eeuw kunnen dateren: toen Nijmegen in 1794 werd belegerd door het Franse leger, waren niet ver van het plangebied Franse eenheden gestationeerd. De Franse generaal MacDonald verbleef op het oostelijker gelegen landgoed Oud Brakkenstein. Enkele vondsten en sporen kunnen mogelijk aan deze periode gerelateerd worden. De tweede vindplaats betreft landgoed Oud Heyendaal (19e-20e eeuw). Omdat de historie van het landgoed goed bekend is, hebben de sporen en vondsten die met het landgoed geassocieerd worden niet geleid tot nieuwe inzichten in het terreingebruik in deze periode, waardoor de vindplaats als niet-behoudenswaardig is gewaardeerd. Tot de derde vindplaats worden de sporen en vondsten gerekend die samenhangen met de bouw en gebruiksfase van het klooster Berchmanianum (1927-2017) met uitzondering van de Tweede Wereldoorlog. Archeologische sporen als paalgaten van steigerpalen en kuilen met bouwafval als vensterglas en leisteen herinneren aan deze periode. Ook is er metselgereedschap gevonden. In 1929 betrekken de paters en studenten het klooster. Hoewel het kloosterleven sober zal zijn geweest, lijkt de levenstandaard van de paters jezuïeten hoger geweest te zijn dan die van de Paters Sacramentijnen, die in die periode 500 m zuidelijker wonen in het klooster Nieuw Brakkenstein. Deze vindplaats is tevens niet-behoudenswaardig, met name omdat op geen enkel criterium voor de inhoudelijke kwaliteit hoog geschoord wordt. De laatste twee vindplaatsen dateren beide uit de Tweede Wereldoorlog en zijn met name gezien de inhoudelijke kwaliteit (informatiewaarde en zeldzaamheid) behoudenswaardig. De ene vindplaats betreft de sporen en vondsten die geassocieerd worden met de Duitse bezetting en de andere vindplaats betreft de sporen en vondsten die samenhangen met de aanwezigheid van de geallieerden in de periode tussen september 1944 en mei 1945. Nadat de SS het kloosterpand in september 1942 vorderen wordt het pand verbouwd met het doel er een Lebensbornheim op te zetten. Het bouwafval dat in de kloostertuin is aangetroffen zou deels uit deze periode kunnen dateren. Het Lebensbornheim zal ingericht zijn met veelal geroofde objecten, zo is er bestek teruggevonden dat afkomstig is uit de joodse psychiatrisch instelling 'Het Apeldoornsche Bosch'. Het Lebensbornheim 'Heim Gelderland' is echter nooit als zodanig in gebruik genomen. Omdat er geen Duitse soldaten ingekwartierd zijn geweest, heeft het gebouw de oorlog redelijk ongeschonden doorstaan. Van graffiti of grootschalige vernielingen lijkt geen sprake te zijn geweest. Dit in tegenstelling tot het klooster Nieuw Brakkenstein, waar een jaar lang Duitse soldaten verblijven. Bij het archeologisch onderzoek zijn dan ook relatief weinig Duitse vondsten gedaan. Deze zijn beperkt tot een kopje met hakenkruis op de bodem, enkele Reichspfennige en Nederlands oorlogsgeld en enkele militaire objecten. Tijdens operatie Market Garden landen op 17 september 1944 duizenden parachutisten in en rond Groesbeek. Op het kloosterterrein worden meerdere schuttersputten gegraven. Bij het archeologisch onderzoek zijn 18 schuttersputten gedocumenteerd. Op 19 september wordt het pand door een Amerikaanse kolonel gevorderd als noodhospitaal voor de 307th Airborne Medical Company. Na 16 november wordt het hospitaal overgenomen door de 23rd Canadian Field Ambulance en in 1945 verblijven de troepen van de 4th Canadian Clearing Station in het kloosterpand. Omdat het pand een hospitaal is, mag deze locatie, conform de conventie van Genève, niet worden aangevallen. Het gering aantal vondsten van wapens en munitie hangt samen met de functie als hospitaal. De schuttersputten zijn pas na het einde van de oorlog gedicht. Uit deze dumpkuilen is een grote hoeveelheid vondstmateriaal geborgen. Het gaat hier om zowel voorwerpen uit de vooroorlogse kloosterperiode als uit de oorlog. Het vondstencomplex dat bij deze vindplaats hoort is uniek te noemen, omdat het vondsten omvat die tot een niet veel voorkomende, gesloten context behoren, namelijk het militaire hospitaal dat tussen september 1944 en mei 1945 in het kloosterpand gevestigd was. Een deel van de gewonden werd toen, wegens ruimtegebrek, in tenten in de kloostertuin onderbracht. Er zijn bij het onderzoek zeven zeilringen en een tentharing gevonden. Het medisch materiaal uit de oorlog omvat onder andere instrumenten en verpakkingen om bloedtransfusies te kunnen uitvoeren (infuusnaalden, een rubberen slang en bloed- of plasmaflessen), injectiespuiten en bijbehorende serum- of injectievloeistofflessen en ampullen, röntgenvellen, sterilisatiemateriaal, verband, ontsmettingsmiddel, urinalen, een afvalbakje en beenspalken. Na de bevrijding zijn de jezuïeten weer teruggekeerd en ze hebben het pand, dat vol stond met spullen zoals het hospitaalgerei, door de Duitsers geroofd materiaal en kapot servies opgeruimd. Veel van het afvalmateriaal is in de toen nog openliggende schuttersputten of in specifiek voor dit doel gegraven afvalkuilen terechtgekomen. De kloostertuin is daarna weer in ere hersteld. In de bovenlaag van de bodem is echter nog veel afval achtergebleven. Een deel van het afval is bij het archeologisch onderzoek geborgen. In de niet gesaneerde delen van het plangebied kan echter nog steeds afval en munitie aanwezig zijn.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x3u-7t4s
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-fd-91zu
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:138607
Provenance
Creator Heijting, F.J.; Damen, H.G.A.
Publisher gemeente Nijmegen
Contributor Venne, A.C. van de; Kokke, W.M.S.; gemeente Nijmegen
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format image/jpeg; application/pdf; text/xml; Mapinfo; Acrobat PDF; Microsoft Office
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.864 LON, 51.817 LAT)