Een Merovingisch grafveld in Echt. Plangebied Bocage, gemeente Echt-Susteren; archeologisch onderzoek: proefsleuven, zoeksleuven en een opgraving.

In opdracht van de gemeente Echt-Susteren heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in november en december 2014 en januari 2015 een veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, zoeksleuven en een opgraving uitgevoerd in verband met voorgenomen woningbouw in plangebied Bocage te Echt. Onderzoek was noodzakelijk omdat uit oppervlaktekarteringen is gebleken dat zich in de bodem resten uit met name het Neolithicum, de IJzertijd en de Middeleeuwen kunnen bevinden. Het werk richtte zich op het vaststellen van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten. De eerste fase van het onderzoek bestond uit het graven van proefsleuven, die hebben geresulteerd in de belangrijke ontdekking van een grafveld uit de Vroege Middeleeuwen (Merovingische tijd). Delen van dit grafveld zijn direct aansluitend op het proefsleuvenonderzoek opgegraven, maar vanwege de financiële consequenties is besloten eerst de begrenzing vast te stellen aan de hand van zoeksleuven (en dus niet door te starten naar een opgraving). In dit rapport worden de resultaten van de drie veldwerkmethoden tezamen besproken. Die resultaten betreffen alleen de bodemkunde en de archeologische sporen. De reden hiervoor is dat als vervolg op het zoeksleuvenonderzoek de Universiteit Leiden van de gemeente de opdracht heeft gekregen om het grafveld verder te onderzoeken. Om alle informatie bij elkaar te houden, is in overleg tussen RAAP, de gemeente en de Universiteit Leiden besloten dat alle vondsten (van de proefsleuven, opgraving en zoeksleuven) door Leiden worden uitgewerkt en dat RAAP zich qua uitwerking dus alleen richt op een beschrijving en interpretatie van de stratigrafie en de sporen.

Uiteindelijk zijn er vier vindplaatsen ontdekt. Vindplaats 1: resten van kuilen, paalkuilen en greppels, aardewerk en stenen werktuigen uit het Midden Neolithicum (MIchelsbergcultuur), IJzertijd en Middeleeuwen. De meeste paalkuilen liggen op een rij en vormen een (recent) hekwerk. Twee bijzondere vondsten zijn een complete bijl en complete spitskling, beide gemaakt van Rijckholt vuursteen, beide uit de midden-neolithische Michelsbergcultuur. De bijl is met name bijzonder omdat deze compleet is en een halffabrikaat (van een geslepen bijl) is. Halffabrikaten zijn veel zeldzamer dan geslepen bijlen. Vindplaats 2:kuil en paalkuil en wat vondsten uit de IJzertijd en de Middeleeuwen. Vindplaats 3: een grafveld met zowel crematiegraven als inhumatiegraven uit de Vroege Middeleeuwen. Vindplaats 4 en sleuven 20 en 21: wat verspreide kuilen en paalkuilen, waaronder mogelijk een (recente?) houtskoolmeiler en voornamelijk aardewerk uit de Late Middeleeuwen, maar ook wat prehistorisch (waaronder neolithisch) aardewerk. Het meest bijzonder is natuurlijk het grafveld van vindplaats 3. Uiteindelijk zijn hier 64 crematiegraven en 75 inhumatiegraven ontdekt. Die laatste waren uiterst moeilijk zichtbaar vanwege zogenaamde verbruining, dat wil zeggen het langzaam bruin worden van de bodem, waardoor archeologische sporen nauwelijks of niet meer zichtbaar zijn. De crematiegraven zijn allemaal opgegraven, maar de inhumatiegraven zijn zoveel mogelijk intact gelaten met het oog eventuele bescherming ervan. Toch is nu al duidelijk dat het grafveld niet is geplunderd (zoals vaak het geval is) en dat zich vele fraaie vondsten in de graven bevinden, gezien de vondsten van zwaarden, lanspunten en prachtig versierde gespen en gordelbeslagen. Bijzonder is dat het grafveld bestaat uit een kern van crematies, met daaromheen (latere) vlakgraven. Middels zoeksleuven is de begrenzing en omvang indicatief vastgesteld. Het lijkt te gaan om een grafveld van circa 6.730 m² met wellicht tussen de 400 en 500 graven. In het noorden is het grafveld begrensd door de huidige Groenstraat. Een sleuf hierdoor heeft uitgewezen dat deze straat voorgangers heeft in de vorm van karrensporen, waarschijnlijk uit de Middeleeuwen, waardoor aangenomen kan worden dat deze weg ook vroeger de grens was van het grafveld.

Het grafveld van vindplaats 3 is zeldzaam voor de regio, van groot wetenschappelijk belang en daarom behoudenswaardig. Dit geldt niet voor de overige resten buiten het grafveld: die sporen en vondsten zijn als niet behoudenswaardig gewaardeerd. De crematiegraven zijn opgegraven en daarmee ex situ behouden. Dat betekent echter niet dat zich buiten het nu bekende grafveld geen crematiegraven meer bevinden: vooral ten zuiden en oosten van het grafveld worden nog enkele crematiegraven verwacht. Daarom zou er in de niet opgegraven delen ten zuiden en oosten van het grafveld tijdens graafwerkzaamheden dieper dan de bouwvoor een archeoloog aanwezig moeten zijn om waarnemingen te doen en eventuele resten te documenteren. De inhumatiegraven zijn voor zover mogelijk gelokaliseerd, maar niet opgegraven. Het is evident dat deze graven met ongetwijfeld nog tal van kostbare metalen objecten van buitengewoon archeologisch en wetenschappelijk belang zijn, misschien zelfs van nationaal belang. In de bouwplannen van de gemeente dient er dus zeer serieus rekening mee te worden gehouden. Dit heeft grote consequenties voor de planning, uitvoering en bekostiging van deze plannen.

Er zijn wat dit betreft enkele opties: Ten eerste zou vanuit wetenschappelijk oogpunt moeten worden vastgesteld wat de beste methode is voor bescherming: in situ (behoud ter plekke) of ex situ (opgraven). Dit kan via degradatieonderzoek (zoals te Borgharen). Als namelijk zou blijken dat de sporen vondsten en menselijke botresten worden bedreigd (langzaam vergaan) vanwege bodemprocessen zoals verbruining, is opgraven wellicht de beste methode. Indien echter zou blijken dat dat niet het geval is, is in situ behoud wellicht beter. Behoud in situ is de hoeksteen van de Monumentenwet. In hoofdstuk 9 wordt een aantal opties gegeven, gerangschikt op basis van de prioriteit van behoud in situ. Bovendien wordt aanbevolen om maatregelen te treffen tegen schatgravers, met name illegale metaaldetectie. Wat dat laatste betreft is het uiterst effectief om in de ondergrond een netwerk van metalen draden of buizen aan te leggen (zoals betonnetten): metaaldetectie heeft dan geen zin meer. Meer in het algemeen wordt aangeraden om de resultaten van onderhavig onderzoek te ontsluiten middels bijvoorbeeld een informatiebord ter plekke, een kleine tentoonstelling in het gemeentehuis en een folder of publieksboekje. De straten in de toekomstige woonwijk in het plangebied zouden ook namen kunnen krijgen die verwijzen naar het bijzondere verleden ter plekke.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xj7-24r3
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-r4t2-ky
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:68454
Provenance
Creator Verhoeven, M.P.F.
Publisher RAAP Archeologisch Adviesbureau
Contributor Boer, R. den; Goldsmits, P.; Moors, H.; Ruijters, M.H.P.M.; Schmitz, H.; RAAP Archeologisch Adviesbureau
Publication Year 2017
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format image/jpeg; application/rtf; application/msword; access / mdb; dbase / dbf; mapinfo / tab
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.873 LON, 51.097 LAT); Bocage; Echt; Gemeente Echt-Susteren; Limburg