Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de realisatie van Windpark Beuningen, gemeente Beuningen

Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek verricht ten behoeve van realisatie van een windpark met vijf turbines te Beuningen, gemeente Beuningen (afbeelding 1, kaart 1 achterin het rapport). Het plangebied is gelegen ten zuiden van de A73 ter hoogte van knooppunt Ewijkwaar de A73 en A50 elkaar kruisen. De opstelling wordt onderbroken door de A50 waardoor er zowel ten westen als ten oosten van de A50 windturbines zijn voorzien. Het plangebied is verdeeld in drie afzonderlijke delen, met een oppervlakte van 78 + 45 + 31 = ca. 154 hectare (afbeelding 2 en 3).

Binnen dit plangebied zijn vijf turbines voorzien, maar er zal ook grondverzet plaatsvinden in het kader van de aanleg van bouwwegen, K&L en de tijdelijke kraanopstellingen. De exacte locatie van de ingrepen is nog niet bekend. Per turbine wordt een fundering aangelegd met een diameter van 32, mogelijk 40 meter. Per turbine worden ca. 50 heipalen geplaatst. De fundering van de turbine wordt tot ca. 3-4 m -mv aangelegd. Voor de kraanopstelplaatsen zal de bodem tot ca. 3 m -mv worden verstoord. Voor de bouwwegen wordt een cunet aangelegd tot ca. 1 m -mv. De locatie en diepte voor de benodigde K&L is momenteel nog niet bekend.

Omdat met deze ingrepen de vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek op basis van de dubbelbestemmingen archeologie in het bestemmingsplan worden overschreden, dient voorafgaand aan de ontwikkelingen in kaart te worden gebracht of er mogelijk archeologische waarden in het geding zijn.

Advies Op basis van het bureauonderzoek is een archeologische verwachtingskaart opgesteld voor het gehele plangebied (Kaart 8). Op deze kaart zijn de zones aangegeven waar een lage, of geen archeologische verwachting meer geldt, en de zones waar een gematigde (of: middelhoge) of hoge archeologische verwachting geldt. Voor de gebieden met een gematigde archeologische verwachting geldt dat hier archeologische resten uit de steentijd kunnen worden aangetroffen; voor de gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt dat hier archeologische resten uit de prehistorie tot en met de Romeinse tijd kunnen worden aangetroffen. Voor beide zones is de archeologische verwachting voor resten uit de periode van respectievelijk na de steentijd en na de Romeinse tijd laag is. Deze archeologische verwachting is vervolgens geconfronteerd met de geplande ingrepen ten behoeve van de aanleg van de turbines. Kaart 9A en 9B betreffen advieskaarten voor vervolg onderzoek, gebaseerd op de twee mogelijke locaties van turbine 2. Op deze advieskaarten zijn cirkels aangegeven waar op basis van de huidige bekende gegevens de turbines en kraanopstelplaatsen zullen worden gerealiseerd, en de stroken waar mogelijk de bouwwegen worden aangelegd. Geadviseerd wordt om bij ingrepen ten behoeve van de aanleg van de turbines, kraanopstelplaatsen en de bouwwegen vervolgonderzoek uit te voeren voor zover deze ingrepen binnen de zones vallen die op Kaart 9 voor vervolgonderzoek zijn aangemerkt.

Geadviseerd wordt om op deze locaties een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren, in een grid van ca. 30 x 40 m (ca. 8 boringen per hectare) voor vlakken, en in raaien met een tussenruimte van 40 meter tussen de boringen in geval van lijn-elementen.

In geval er ingrepen plaatsvinden buiten de op Kaart 9A en 9B aangegeven zones Plangrens OBP optie 1 en 2 (bijvoorbeeld ten behoeve van de aanleg van K&L, waar momenteel nog geen informatie over bekend is), wordt geadviseerd voor zover deze ingrepen zones aansnijden met een hoge danwel middelhoge archeologische verwachting, ook hier een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren.

Het is aan het bevoegd gezag, de gemeente Beuningen, om op basis van dit rapport en het daarin verwoorde advies, een besluit te nemen ten aanzien van het beëindigen van het archeologisch onderzoeksproces.

Ook wanneer het bevoegd gezag op basis van het vooronderzoek besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Beuningen, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/10I34B
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-0201ef6c-eabd-4f85-92bb-450b72ef8b3a
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:271520
Provenance
Creator Weerheijm, W.J.; Schrijvers, R.; Picard, E.R.J.G.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Vestigia
Publication Year 2023
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Resource Type Dataset
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities