Aanvullend inventariserend veldonderzoek ten behoeve van deelgebieden B (deels) en D binnen industrieterrein 'De Brem' te Heijen, gemeente Gennep

DOI

In de periode september/oktober 2009 is in opdracht van de gemeente Gennep door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een aanvullend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd binnen deelgebieden B (deels) en deelgebied D (deels) ten behoeve van het toekomstige industrieterrein 'De Brem' te Heijen, gemeente Gennep (Limburg). Op basis van het bureauonderzoek dat Oranjewoud heeft uitgevoerd, is geconcludeerd dat binnen het plangebied zowel resten van tijdelijke en semi-sedentaire bewoning uit de Steentijd alsmede sedentaire nederzettingen vanaf het Neolithicum kunnen worden verwacht. Daarnaast kunnen grafmonumenten en urnenvelden worden aangetroffen, alsmede votiefdepots. Op basis hiervan heeft eind 2007/begin 2008 een inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen (IVO-Overig) plaatsgevonden. De resultaten van het verkennend en karterend booronderzoek hebben er toe geleid dat het (grootste deel van het) plangebied verdeeld kon worden in zones met een lage, middelhoge en hoge archeologische verwachting (zie afbeelding 2.). Het booronderzoek heeft bovendien aanwijzingen voor drie vindplaatsen opgeleverd. Dit zijn zones met een hoge verwachting. Om de aangetroffen vindplaatsen nader in kaart te brengen wat betreft omvang, datering, landschappelijke context en intactheid, is geadviseerd een vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven uit te voeren (IVO-P). In twee tussenliggende zones met een middelhoge verwachting kon in 2008 nog geen onderzoek worden uitgevoerd. Het betreft allereerst een deel van deelgebied B, waarvan werd uitgegaan dat hier vindplaats B in doorloopt. Daarnaast was een deel van deelgebied D nog niet of onvoldoende onderzocht. Beide zones zijn ten behoeve van de voorgenomen ontwikkelingen tussen 29 september en 1 oktober 2009 met een verkennend en karterend booronderzoek alsnog onderzocht. Dit veldonderzoek heeft echter aangetoond dat het westelijk deel van het plangebied hoogstwaarschijnlijk geen deel uitmaakt van de genoemde Vindplaats B. Met uitzondering van enkele houtskoolspikkels werden er geen aanwijzingen aangetroffen om te stellen dat hier nog resten van een nederzettingsterrein aanwezig zouden kunnen zijn. Dit geldt helemaal voor het oostelijk deel van deelgebied B, alwaar weliswaar (plaatselijk) een (deels) intact bodemprofiel werd aangetroffen, maar waar met uitzondering van één houtskoolspikkel geen andere indicatoren zijn aangetroffen. Bovendien is een groot deel van dit terrein vanwege de aanwezigheid van een boerderij (met kelders) en stallen (met gierkelders) als ernstig verstoord te beschouwen. Indien hier een vindplaats aanwezig is geweest, hoewel de kans hierop laag wordt ingeschat, zal deze door latere grondbewerkingen zijn verdwenen. Voor het oostelijke deel van het plangebied, deelgebied D, geldt dat een deel hiervan ernstig is verstoord, mede als gevolg van egalisatie en de aanwezigheid (van gesloopte) bebouwing. Ook voor deze zone geldt dat daar waar een (deels) intact bodemprofiel werd aangetroffen, de kans op de aanwezigheid van een (intacte) vindplaats laag wordt ingeschat; ook hier werden geen (relevante) archeologische indicatoren aangetroffen. Aanbevelingen Op basis van de resultaten van het verkennende en karterende booronderzoek, wordt geadviseerd om de (middel-)hoge verwachtingswaarde voor de thans onderzochte delen van deelgebied B en D naar beneden toe bij te stellen, dat wil zeggen om te zetten in een lage verwachtingswaarde. Dientengevolge kan een nieuwe verwachtingswaardenkaart worden opgesteld voor het gehele plangebied De Brem: zie afbeelding 3 (voor de originele verwachtingskaart wordt verwezen naar afbeelding 2). In navolging van het eerder uitgevoerde onderzoek luiden de aanbevelingen als volgt: om de aangetroffen vindplaatsen nader in kaart te brengen wat betreft omvang, datering, landschappelijke context en intactheid, wordt geadviseerd een vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven uit te voeren (IVO-P). Indien uit dit onderzoek vervolgens blijkt dat inderdaad sprake is van een of meer vindplaatsen én deze als behoudenswaardig kunnen worden aangemerkt, dan zal, indien behoud in situ niet mogelijk is, een opgraving noodzakelijk zijn. De gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde zijn nog niet of onvoldoende onderzocht om de aanwezigheid van een vindplaats definitief uit te sluiten. Geadviseerd wordt deze gebieden ook met proefsleuven te onderzoeken. Hierbij kan echter in eerste instantie met een geringer dekkingspercentage worden volstaan. Indien hier ook indicaties voor een vindplaats worden gevonden, kan ter plekke het dekkingspercentage worden verhoogd. Advies voor vervolgonderzoek Met betrekking tot (eventueel) archeologisch vervolgonderzoek, wordt geadviseerd de volgende (globale) indeling te volgen (zie Afb. 3): § Lage verwachting (22,8 ha): geen vervolgonderzoek (was 17,4 ha). § Middelhoge verwachting (9 ha, was 11,3 ha): proefsleuven. § Hoge verwachting (9,5 ha, was 12,7 ha): proefsleuven. Voor het uitvoeren van dit proefsleuvenonderzoek zal een Programma van Eisen (PvE) moeten worden opgesteld, waarin onderzoeksstrategie (zoals locatie en aantal sleuven) en doel- en vraagstelling zullen worden uitgewerkt. Dit PvE dient te worden getoetst door een senior KNA- archeoloog, namens het bevoegd gezag, in deze de gemeente Gennep. Altijd bestaat er de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden in de vrijgegeven, laaggewaardeerde zones, toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), ARCHISmeldpunt, telefoon 033-4227682. Een melding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog voldoet eveneens aan deze verplichting. Op basis van het booronderzoek kan geen waardering van de aangetroffen vindplaatsen worden bepaald. Een waardering zal één van de doelstellingen moeten zijn van het proefsleuvenonderzoek.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zfg-umc9
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zfg-umc9
Provenance
Creator P.C. Teekens
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M.H. Arkema; Oranjewoud BV
Publication Year 2020
Rights CC-BY-ND-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0
OpenAccess true
Contact M.H. Arkema (Gemeente Utrecht)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 4382988; 9212; 9639; 874; 2381
Version 1.0
Discipline Humanities