In opdracht van Staat Bouwmanagement heeft RAAP in september 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase) uitgevoerd voor het plangebied Monsterseweg 89 in Den Haag. Bureauonderzoek Het plangebied ligt naar verwachting op een hoger deel van de Laag van Voorburg. Het ligt aan de rand van de Laag van Voorburg, mogelijk al op de flank van de strandwal. Voor dit terrein bestaat een middelhoge verwachting op het voorkomen van bewoningssporen uit de prehistorie en vroeg historische perioden (neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Eerder onderzoek aan de Monsterseweg (ter plaatse van de huidige Aad Mansveltstraat) heeft aangetoond dat deze sporen zich relatief dicht onder het maaiveld bevinden tot ongeveer 1,70 m –mv (0 tot +0,9 m NAP). Archeologische niveaus worden in de Haagse regio over het algemeen aangetroffen tussen de +0,5 en +3,5 m NAP. Het plangebied ligt op circa +1,9 m NAP. Dit betekent dat binnen het plangebied in principe tussen 0 en 1,5 m –mv archeologische niveaus kunnen worden verwacht. Een exacte diepte van de verwachte archeologische niveaus kan op voorhand niet worden gegeven, aangezien deze niveaus zich in een reliëfrijk duinlandschap hebben gevormd. Resten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe ti jd kunnen worden verwacht in de Laag van Den Haag (de Jonge Duinen). Op basis van het historisch kaartmateriaal blijkt dat er in de nieuwe tijd geen bewoning in het plangebied heeft plaatsgevonden. Zodoende worden in het plangebied archeologische geen resten van bebouwing uit de nieuwe tijd verwacht, maar mogelijk zijn er wel sporen van grondbewerking of tuinaanleg aanwezig. Daarnaast kunnen er ook sporen en/of vondsten uit de Tweede Wereldoorlog verwacht worden. Veldonderzoek Tijdens het veldonderzoek is een bodemopbouw aangetroffen van een dik verstoord pakket op intacte Oude Duinafzettingen van de Laag van Voorburg vanaf 0,6 m –mv (circa +1,52 m NAP). Jonge Duinafzettingen zijn vermoedelijk niet (meer) aanwezig in het plangebied. De lage archeologische verwachting die daarmee samenviel kan daarom naar beneden worden bijgesteld naar geen. In de Oude Duinafzettingen zijn in boring 1 enkele zeer dunne humuslaagjes aangetroffen vanaf 2,35 m –mv (vanaf circa 0,45 m –NAP). In boring 3 zijn vanaf 2,15 m –mv (circa 0,23 m –NAP) dunne roestkleurige bandjes aanwezig die als ijzerspoellaagjes zijn geïnterpreteerd. Aangezien er in het duinzand geen duidelijk bodem of vegetatiehorizont aanwezig was, is er geen opgeboord materiaal gezeefd en zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen. De middelhoge verwachting voor archeologische resten uit de periode neolithicum t/m vroege middeleeuwen kan vanwege het ontbreken van archeologische niveaus (oude bodems) naar beneden worden bijgesteld naar laag.
