SamenvattingTransect heeft in mei 2014 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO; verkennende fase) uitgevoerd in een plangebied aan de Varsseveldsestraatweg 114 in Aalten (gemeente Aalten). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de realisatie van een nieuwe bewaarschuur. Vanuit het archeologisch beleid van de gemeente Aalten heeft het plangebied een archeologische verwachting, hetgeen betekent dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Deze kunnen bij de realisatie van de bewaarschuur worden verstoord. Om in het plangebied te kunnen bouwen is een archeologisch vooronderzoek vereist.Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:• Op basis van het bureauonderzoek ligt het plangebied in een relatief vochtige, laag gelegen zone met dekzandruggen. Op grond van de ouderdom van de verwachte afzettingen in het gebied kunnen hier theoretisch vindplaatsen uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe Tijd (35.000 voor Chr.-heden) aanwezig zijn. o Voor wat betreft de periode Laat-Paleolithicum – Mesolithicum kunnen nederzettingsterreinen worden verwacht in de vorm van (seizoensgebonden) jachtkampementen. Voor deze periode geldt een middelhoge verwachting. o Voor wat betreft de periode Neolithicum – Romeinse Tijd worden uitsluitend op dekzandruggen nederzettingsterreinen en sporen van begraving verwacht, aangezien sedentaire bewoning toen op de hogere delen van het landschap plaatsvond. Aangezien de hogere delen in het landschap zich buiten het plangebied bevinden worden nederzettingsresten uit die periode dan ook niet verwacht. Voor sporen van landgebruik uit deze periode geldt een lage verwachting. o Uit de periode Middeleeuwen – Nieuwe Tijd kunnen ook sporen van landgebruik worden aangetroffen, gezien de verwachte aanwezigheid van een middeleeuws plaggendek. Hiervoor geldt een middelhoge verwachting. Nederzettingsresten uit deze periode worden niet verwacht; het plangebied is op basis van historisch kaartmateriaal sinds de 18e eeuw in elk geval onbebouwd geweest. Ook zijn er geen aanwijzingen voor een middeleeuws boerenerf in het plangebied.• Op basis van het veldonderzoek is vastgesteld dat het plangebied vermoedelijk altijd laag in het oorspronkelijke dekzandlandschap gelegen heeft, mogelijk in een klein (beek)dal. o Het dal is van oorsprong nat geweest. Er zijn namelijk diverse bodemkundige en lithologische aanwijzingen gevonden die op hoge (grond)waterstanden in het plangebied wijzen. Tevens is geen sprake van een lagere, bewoonbare flank van een dekzandrug. Hierdoor is het plangebied niet geschikt voor nederzetting geweest. o Wat betreft de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd werden sporen van landgebruik verwacht. Een historisch plaggendek is niet aangetroffen. Ook ontginningssporen uit de Late Middeleeuwen en vroege Nieuwe Tijd ontbreken naar verwachting. Sporen van landgebruik zijn naar verwachting uitsluitend modern (de aanleg van een sloot, het breken van oerbanken, de aanleg van een sloot en het opbrengen van grond). Voorts hebben in ieder geval in delen van het plangebied bodemverstoringen plaatsgevonden. Hierdoor is de oorspronkelijke bodemopbouw verstoord geraakt en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten op die locaties.• Samengevat geldt voor het gehele plangebied een lage archeologische verwachting voor alle archeologische perioden.Op basis van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek worden geen archeologische vervolgmaatregelen geadviseerd.